background image
De 5 apostelen, aan wie Petrus de handen opgelegd had, stonden
te dopen bij de 5 ingangen van de vijver.
De dopelingen steunden op een leuning; het water werd met een
bekken geschept en hieruit met de hand driemaal op hun hoofd
gestort, waarna het door de goten terug in de vijver liep. Dit
bekken bevatte water genoeg om twintig mensen te dopen en dan
werd het weerom gevuld. Twee gedoopten haalden telkens 2
doopkandidaten in hun plaats en legden hun als peters de handen
op. De eerstgedoopten waren meestendeels leerlingen en
aanhangers die nog maar de doop van Joannes ontvangen hadden.
2152.
Nu werden ook de H. Vrouwen gedoopt. Ik meen dat het getal
van degenen, die heden tot de gemeenschap toetraden, wel 3.000
kon belopen (Hand. 2, 41). Het dopen met de voorbereidende
onderrichtingen duurde de gehele dag.
‘s Avonds keerden zij naar het Cenakel terug en namen een
maaltijd. Nu werd hier veel gezegend brood uitgedeeld en daarna
nog het avondgebed gedaan. Ik zag heden elke Jood in een korfje
2 kleine broden van het graan van dit jaar in de tempel opofferen
(Lev. 23, 15-l8). Die broden werden in hoge hopen gestapeld en
daarna aan de armen uitgedeeld. Ik zag ook eens dat de
hogepriester een bos koornaren, zo dik als riet, gelijk van Turkse
tarwe, in de hand had (Lev. 23, 10-11; Ex. 34, 22; Num. 28, 26).
Zij offerden ook iets als wortelen en vruchten, die ik niet kende.
Vele mensen onder de afdaken hadden ezels bij zich, die met
zulke vruchten en kruiden beladen waren; het volk ging er bij hen
kopen; het brood hadden zijzelf gebakken. De apostelen offerden
slechts de 2 broden en Petrus offerde die voor hen allen261.
261 Wat hier al emaal als offer in de tempel genoemd wordt, schijnt te wijzen
op het Pinksterfeest. Daar dit feest noodzakelijk valt op 6 Siwan van de
Joodse kalender, die samen valt met 20 mei, zie nr. 2170, brengt dit een
moeilijkheid mee, waarvoor wij een oplossing hebben trachten te vinden in
fasc. 33, nr. 2114.
Fascikel 34
929