background image
voelde ik een onweerstaanbare begeerte om mee te arbeiden en
hulp te verlenen.
2162.
Op het altaar stond een bewaarkast of tabernakel in de vorm van
een klok (reeds vermeld in nr. 2157, blz. 297). Het geleek op een
kevie (= duivenmandje, val om dieren te vangen meestal van vlechtwerk)
en was met een fijn en schoon kleedje of velum omhangen en dit
kleedje was van voren, als een bisschopsmantel, met 2 metalen
schildjes gesloten. Boven eindigde het (nl. dit tabernakel) met
een knop waarbij men het kon opnemen en verdragen. Aan beide
zijden stonden lampen met verscheidene armen, waarop wieken
brandden, die echter niet van wolle waren.
Een wit, doch bontgestreept gordijn omgaf het hele altaar.
Dit gordijn hing neer van een troonhemel (soort van
koepelvormig baldakijn), die bestond uit 5 banen stoffe, die zich
van boven verenigden in een punt, waarbij heel dit verhemelte
opgehouden werd aan de hand van een opgepropt poppenbeeld,
dat door de H. Vrouwen vervaardigd was.
Fascikel 34
942