background image
Ik zag bij dit brugje een buis, die een stamper of duwkruk bevatte
en met de grote rechtstaande buis in verbinding stond. Wanneer
men op die stamper of duwboom drukte, opende zich een klep in
de grote buis of spuitpomp en er spoot een waterstraal boven uit
de grote buis. Men kon de waterstraal dikker of dunner maken en
hem ook naar verscheidene zijden richten, al naar gelang men de
opening regelde. Men kon de spuitpomp van boven ook sluiten
en de waterstralen uit de zijopeningen als uit de broes (= sproei-
trechter van gieter; het uiteinde van een gieter of tuinslang, met veel kleine
gaatjes) van een gieter in alle richtingen doen spuiten.
Zo zag ik dikwijls zieken in hun bootjes naar de pomp varen,
waar zij zich op deze manier lieten besproeien. Deze pomp die
men sedert lang niet meer gebruikte, was op Pinksterdag nog niet
hersteld; dit gebeurde evenwel in de eerste dagen daarna, en ik
zag voortdurend en ook heden de nieuw-bekeerden aan die pomp
gedoopt worden.
Verscheidene apostelen hielden zich met dit ministeriewerk bezig.
Twee legden de handen op de dopeling die de leuning vast nam en
het hoofd naar de waterstraal van de spuitpomp gericht hield.
Petrus met zijn wit gewaad en gordel bekleed, bestuurde met de
hand de pomp en richtte de waterstraal driemaal op het hoofd van
de dopeling, waarbij hij enige woorden uitsprak.
2175.
Aan de dopeling werd daarbij een wit manteltje op de schouders
gelegd, iets in de aard van de schouderdoek of het amikt (= Rooms-
Katholiek; onderste deel van het misgewaad, een langwerpig vierkante
witlinnen doek met banden die over hals en schouders gaat; witlinnen
liturgische schouderdoek, waar overheen een kazuifel wordt gedragen),
waarmee de priesters onder de albe de schouders bedekken.
Vele zulke manteltjes werden door de vrouwen aan de Bethesda-
kerk in voorraad bewaard en gereed gehouden.
Heden zag ik mannen en vrouwen gedoopt worden, doch vóór
Pinksteren alleen mannen. Ik heb dikwijls gezien dat zich op de
gedoopten een schitterende wolk uitstortte, of ook dat een
Fascikel 34
959