Hierna ging hij over tot het punt van de nieuwe regeling der
aalmoezen en van het beheer der tijdelijke goederen, en tot de
kwestie van de onderstand van weduwen en wezen.
Nu zag ik Stefanus, een schone en slanke jongeling, uit eigen
beweging naar voren treden en zich aanbieden.
Anderen volgden zijn voorbeeld en onder dezen herkende ik ook
Parmenas die een van de oudsten was (Hand. 6, 5).
Ook Moren waren eronder, die nog zeer jong waren en de H.
Geest nog niet ontvangen hadden.
Ik zag hierna dat Petrus hun allen de handen oplegde en hun een
stool aandeed, die dwars van de ene schouder onder de andere
arm afdaalde. Ik bemerkte bij deze stooloplegging een uitstorting
van licht over hen die de H. Geest nog niet ontvangen hadden.
Saulus. – En Simon de Tovenaar.
Saulus zag ik ook reeds te Jeruzalem druk in de weer (Hand. 7,
58-60). Hij wist onder de Joden een losbarsting van woede uit te
lokken. Ik zag hem met een ongelooflijke verbetenheid en in de
overtuiging van zijn goed recht en heilige plicht van de een naar
de andere lopen, om hen op te hitsen. Hij kende vele leerlingen,
ging recht naar hen toe en redetwistte met hen. Ook poogde hij de
nieuwe volksplantingen op alle manieren te verstoren en te
vernietigen (cfr. Hand. 8, 3; 9, 1; 22, 3-5; 26, 9-12; Gal. 1, 13-14).
2190.
14 juni = 1 Tammoez; Nieuwe Maan. –
Ik zag dat de schat en de voorraad van de Gemeente aan de 7
diakens overgemaakt werd en dat hun tot verblijf- en stapelplaats
het huis van Jozef van Arimatea aangewezen werd, niet ver van
het huis van Joannes Markus. Ik zag ook Joannes Markus bij
deze verhuizing helpen.
Fascikel 34
976
|