background image
eenzame plaats het huidige dorp Soer Baher of Bahir aan. Deze
lettergreep Soer is het overblijfsel van de oude naam Betsoer, want het
eerste lid ‘BET’ is in de meeste oude namen weggevallen.
Één km ten zuidwesten van Soer Baher ligt Oemm et Toeba, waar men
de voornaamste overblijfselen van, of herinneringen aan de oude
nederzetting vindt.
De 2 plaatsen met nog meerdere dorpen in de omgeving vormden om zo
te zeggen één verspreid geheel, een uur ten zuiden van Jeruzalem en
voor deze stad verborgen achter de berg van de kwade raad.
Heel deze plaats is een brandpunt geweest van vurig christelijk leven en
heeft zich meerdere eeuwen gehandhaafd, aangezien de H. Cyrillus van
Jeruzalem er nog over spreekt.
***
Omdat het geval waarlijk interessant en leerrijk is, willen wij die
omgeving even nader bekijken aan de hand van een beschrijving van een
palestinoloog van eerste rang, nl. V. Guérin en willen wij zijn beschrijving
met een kaartje ophelderen.
“Ik ga, zegt hij, van Jeruzalem uit, de weg op naar Bethlehem. Gekomen
op een kleine afstand van Mar Elias – en aan het einde van de heuvel
Salih, thans door de Israëliërs Ramat Rachel geheten, naar haar naburig
graf; op deze heuvel lag Mizpa 1 – sla ik links af naar het oosten.
Bij het verenigingspunt van de 2 wegen (a) bemerk ik een oud birket van
14 m bij 14 m (b = Put der 3 koningen). Ik ga (aan de voet van de Salih of
Ramat Rachel) in de richting oostzuidoosten, dan over een verheven
hoogvlakte (c), waarop men een ver uitzicht geniet …
Ik kom te Soer Baher, dat op de zuidoosthelling van een heuvel ligt.
Meerdere huizen van het dorp zijn gebouwd met steenblokken van oude
constructies en enige daarvan zijn bossageblokken (met verheven
middenvlak). Een zeer steile daling naar het zuiden brengt mij in een
schone en tamelijk ruime vallei (500 m ten zuiden van Soer Baher.
Daar bemerkt men ruines die de naam Oemm Toeba dragen.
Daar lag oudtijds een dorp, waarvan nog enige grondmuren van huizen,
souterrains, citernes en rotsgraven overblijven. In één van die graven
ziet men nog de ronde, schijfvormige sluitsteen.
Fascikel 34
988