Uit de verhalen van K.E. blijkt zelfs hoe de Jeruzalemse traditie zeer
gemakkelijk is kunnen ontstaan.
“Anderhalf jaar vóór haar dood”, zo vertelt K., “reisde Maria een
tweede maal naar Jeruzalem …
Zij werd er ziek en bleef gedurende enige dagen zo zwak, dat men
geloofde dat zij ieder ogenblik kon sterven. Men dacht eraan een
graf voor haar te bereiden. Zijzelf koos daartoe een grot bij de
Olijfberg en de apostelen lieten er door een christelijk werkman
een mooi graf bereiden.
Ook verspreidde zich het gerucht van haar dood, doch als het graf
voltooid was, genas zij en voelde ze zich sterk genoeg om naar
haar woning te Efeze weer te keren. Daar stierf zij dan werkelijk
anderhalf jaar later. Doch het graf bij de berg bleef in eer
gehouden!”
Katarina zegt nog dat dit gerucht van Maria’s dood te Jeruzalem
tot in vreemde landen doordrong en zo is het niet te verwonderen
dat het de traditie van Jeruzalem mogelijk is geweest diepe
wortels te schieten.
***
“Aan het huisje”, zegt nog de reeds geciteerde oratoriaan, “vonden de
ontdekkers al de kentekenen terug die K.E. er aan toekende: het huisje
was door de apostelen na Maria’s dood in bidplaats herschapen.
De non had ook gezegd dat de voorplaats na Maria’s dood door de
apostelen aan het huisje toegevoegd was. Uit het onderzoek van het
gebouw bleek de juistheid van die mededeling. Ook zijn de
beroepsarcheologen en architecten het eens om te erkennen, dat ten
minste de fundamenten van het huis en een deel van de muren dateren
uit de 1e eeuw. De stevige opbouw, uitzonderlijk voor die tijd, wijst erop
dat de bouwmeester het als een voornaam gebouw beschouwde.”
Ook is in de buurt van het huis het door K.E. vermelde kasteel
teruggevonden (cfr. Geliebter naher Orient, blz. 18).
Andere trekken van overeenkomst bevat het volgende citaat: “Nadat
het puin weggeruimd was, tekenden zich de fundaties af in de vorm van
2 halve bogen. Het huis zelf had verschillende vertrekken gehad, wat
Fascikel 34
24
|