| 
 duidelijk te zien was. Achter de vestibule lag een vierkante ruimte, 
waarin zich een haard had bevonden. Men vond er in 1898 een halve 
meter onder de grond 2 vierkante meter puin van stenen die aan de ene 
kant zwart gebrand waren, dus blijkbaar afkomstig van een schoorsteen. 
In de ruimte door K.E. als het bidvertrek van Maria aangewezen, heeft 
men heden een eenvoudig altaar geplaatst (als was de ruimte daarvoor 
gemaakt). Rondom het woonhuis van Maria vinden wij nog een groot 
aantal ruïnes van andere woningen, waarschijnlijk dus van de andere 
christenen, die K.E. hier vermeldt.” (Maria Midd. 1963). 
Tenslotte, na 100 en nogmaals 100 bewijzen gevonden en gegeven te 
hebben van de juistheid van K.E.’s verhalen – wat wij in heel dit werk 
gaandeweg deden – menen wij persoonlijk toch wel waarde en gezag te 
mogen toekennen aan haar zo duidelijke en besliste mededelingen over 
een verblijf van Maria en van haar dood in de zuidelijke omgeving van 
Efeze. 
Haar verhalen bevatten menselijke leemten en fouten, maar als geheel 
zijn ze authentiek en betrouwbaar. K.E. heeft nauwkeurig en juist 
Maria’s huisje en het berglandschap beschreven. Als ooggetuige 
verdient zij ons vertrouwen. 
De traditie van Efeze wint dagelijks veld en heeft reeds een hele partij 
geleerden voor zich ingenomen; ze schijnt in onze dagen ook bevestigd 
te worden door wonderen, doch hierover willen wij niet uitweiden; wij 
verwijzen naar het hier benuttigde artikel uit ‘Standaard van Maria’, blz. 
185 186, en naar de brochure van P. Henze, CssR: Merjem Ana, die een 
korte beschrijving van de voornaamste wonderen geeft. 
In dit verband maakt P. Dierickx nog de volgende bemerking: “De 
oosterlingen beschouwen gebedsverhoringen als louter persoonlijke 
gunsten en het komt bij hen niet op dit aan anderen mee te delen. Het is 
dan ook slechts toevallig dat men bovenstaande gevallen heeft kunnen 
optekenen; zeker moeten er veel meer wonderbare genezingen 
gebeurd zijn. Zou het dan niet stilaan tijd worden om hier, zoals te 
Lourdes, een medisch bureau op te richten om wetenschappelijk en 
zuiver objectief de wonderen van Merjem Aria te kontroleren?” 
Met dit alles is Panaja Kapulu dus tot een beroemde bedevaartplaats 
uitgegroeid. Inderdaad, sinds 1896 werd het af en toe door 
bedevaarders en bedevaarten bezocht. 
Fascikel 34 
25 
 |