piramidevormige bomen, die beneden een brede schaduw werpen,
verspreid staan. Toen Joannes de H. Maagd hierheen bracht, voor
wie hij het huis vooraf had laten bouwen, woonden in dit gewest
reeds verschillende christelijke families en H. Vrouwen4, enige in
aard- en rotsholten, die met licht houtwerk tot woning ingericht
waren, andere in armoedige tenthutten. Zij waren reeds vóór het
uitbreken van de grote vervolging naar hier gekomen. Daar zij de
verspreid gelegen spelonken en geschikte plaatsen, zoals de
natuur hun die bood, benuttigden, lagen hun woningen verspreid,
gelijk bij de kluizenaars, soms wel een kwartier van elkander,
zodat de gehele nederzetting in dit gewest geleek op een uit elkaar
gelegen boerendorp5.
door zou geraken, lieten wij onze dravers op stap gaan naar hun believen.
Wij doorkruisten olijfboomgaarden en tabakvelden.”
K. heeft de streek dus juist gekarakteriseerd: wild en toch niet onvruchtbaar.
Ze is zelfs hier en daar bekoorlijk en volgens sommigen is er de natuur
verrukkelijk.
4 Reeds woonden daar christelijke families. – “Het stille, afgelegen klein
wouddal van ‘Panagia Kapulu’, op de hoogte van de ‘Bulbul-Dagh’ of
‘Nachtegalenberg’, welke naam men nu in ‘Merjem-Dagh’, d.i. ‘Mariaberg’
veranderd heeft, bood Maria een zeer geschikt verblijf aan.
Dat daarboven, zich reeds een kleine Joodse kolonie gevestigd had, is
bewezen door stenen met inschriften, die men daar gevonden heeft.”
(Gschwind, Wiedererwach. Ephesus, blz. 22).
Maria van Agreda: “Daar nu leefden reeds enige gelovigen die uit Palestina
daarheen gekomen waren.” (blz. 427).
5 In nr. 2196 bericht K. over een Joods-christelijke nederzetting even ten
zuidwesten van Efeze, om en bij de residentie van een koninklijke
bekeerling.
Uit de Handelingen der Apostelen en uit de profane geschiedenis kunnen wij
deze interessante mededeling misschien wat toelichten.
A. Volgens Hand. 2, 11 waren veel buitenlandse Joden getuigen van het
Pinksterwonder. Ze kwamen uit Cappadocië en Pontus, ook uit de
Romeinse provincie Asia, waarin Efeze een van de voornaamste steden
was, ook uit Frygië en Pamfylië, enz.
Door de preek van Petrus werden die dag ongeveer 3.000 mensen tot
het christelijk geloof bekeerd.
Fascikel 34
31
|