De weg voerde in een woud, waar zij aan een heuveltje het
opschrift gaf van Kalvarieberg en aan een kleine grot in een
andere heuvel het opschrift ‘Graf van Jezus’.
Maria vertelt, heeft in de laatste tijd, naar het schijnt, een indrukwekkende
bevestiging gevonden. Zo zijn in het werk van J. Niessen ‘Panagia Kapulu’
(1906) op plaat VII 5 merkwaardige foto’s van zulke gedenkstenen te zien en
op blz. 392 van Niessens boek lezen wij: één na één kwamen zo maar 10
merkwaardige steen-arrangeringen te voorschijn, vooral nadat het
struikgewas van de berghelling verbrand was. De stenen hadden een
hoogte van zowat een halve meter en meer; ze waren oud, vrij erg verweerd
en door de tijd waren de lettertekens onleesbaar geworden. Ook vond men
op 3 plaatsen inschriften in de rots.
Na lange en lastige opgravingsarbeid is ook het oude voetpad aan het licht
gekomen; het vormt de verbinding tussen die ongewone steengroepen, die
in de hele streek nergens anders aangetroffen worden.
Die stenen waren er niet toevallig geplaatst, maar op de afstanden die Maria
te Jeruzalem opgenomen had. Hiermee rekening houdend zou men wellicht
bij benadering het graf van Maria kunnen veronderstellen.”
Fascikel 34
48
|