plaats door een christelijke steenhouwer een schoon graf
bereiden22.
Ondertussen verspreidde zich het gerucht dat zij gestorven was en
het vertelsel van haar dood en begrafenis te Jeruzalem kwam ook
op andere plaatsen in omloop. (Unterdessen ward die Mutter
Gottes mehrmals totgesagt und es verbreitete sich das Gerücht
von ihrem Tod und Grab in Jerusalem auch an anderen Orten).
Doch toen het graf voltooid was, had Maria voldoende
gezondheid en sterkte weergekregen om de terugreis naar haar
woning te Efeze te aanvaarden. En hier stierf zij dan, anderhalf
jaar later. Het bij de Olijfberg voor haar bereide graf werd te
allen tijde in ere gehouden. Men bouwde er later ook een kerk
boven en Joannes Damascenus – deze naam vernam ik in de
geest, maar wat voor een persoon is dat? – Joannes Damascenus,
zeg ik, was een van hen, die op grond van horen-zeggen, schreven
dat Maria te Jeruzalem gestorven en begraven was23.
22 Op grond van al wat K.E. hier vertelt over Maria’s ziekte, de bereiding van
haar graf, het gerucht van haar dood tot ver buiten Jeruzalem wordt het
ontstaan van de valse traditie van Maria’s dood en begrafenis en van haar
graf te Jeruzalem, begrijpelijk; ze heeft geen andere grond dan de toen
verspreide VALSE geruchten (zie ‘tweede uitweiding - Het huis van Maria in
het gebergte bij Efeze’).
23 Dat Maria te Jeruzalem begraven is. – Dit graf werd altijd in ere gehouden,
zegt de zienster. Dit is heden ten dage nog waar. Inderdaad, velen
beschouwen dit nog als het ware graf van Onze-Lieve-Vrouw.
Wie op grond van K.’s mededelingen gelooft aan haar graf te Efeze, kan nog
eerbied opbrengen voor het zogenaamde graf van Onze-Lieve-Vrouw te
Jeruzalem. Het is immers gemaakt geworden met bestemming voor haar en
het blijft enigszins haar graf. Het is een oeroud monument en het getuigt
van de liefde en de eerbied der gelovigen voor Maria de eeuwen door.
***
Daarom willen wij er hier ook een kort woord over zeggen.
Dat graf bevindt zich in een ondergrondse kerk. Alleen de ingang met zijn
voorgevel en dak steekt boven de grond uit. Deze façade vindt men
afgebeeld in fasc. 29, nr. 1783,voetnoot 16.
Fascikel 34
51
|