Ik zag de H. Maagd nu reeds hoogbejaard en toch vertoonde zij
geen andere sporen van hoge leeftijd dan dat van een verterend
verlangen, hetwelk in haar van lieverlede (= langzamerhand) om zo
te zeggen een soort gedaanteverandering bewerkte.
Zij was onbeschrijfelijk ernstig. Ik heb op haar gelaat nooit een
uitbundige lach gezien, wel echter een goedige, indrukwekkende
Fascikel 34
57
|