background image
glimlach. Hoe ouder zij werd, des te witter en doorzichtiger haar
aangezicht scheen; het was mager, doch zonder rimpels, zonder
enig spoor van afgeleefdheid; zij leefde in de geest, in een
bovenaardse sfeer.
Dat ik de H. Maagd in dit visioen vannacht zo bijzonder klaar heb
gezien, zal wel te danken zijn aan een kleine relikwie van een
kleed dat zij bij deze gelegenheid droeg. Deze schat is in mijn
bezit en ik wil beproeven dit kleed naar best vermogen duidelijk
te beschrijven.
2207.
Het was een bovenkleed.
(Dit stuk, een feestkleed, door K. hier uitvoerig beschreven, is
hetzelfde waarvan zij gesproken heeft in fasc. 3, nr. 80 – zie ook
hierna).
Het bedekte slechts de gehele rug, vanwaar het in enige plooien
tot aan de voeten neerhing. Een deel (of strook), boven aan de
hals werd over schouder en borst tot de andere schouder gelegd,
waarop het met een knoop werd vastgemaakt, zodat het een soort
halsdoek (of kraag) vormde.
Het kleed werd door de gordel tegen het middellijf gesloten en zo
bedekte het het lichaam van onder de armen tot aan de voeten aan
beide zijden van het bruinachtig onderkleed. Op deze zijden
vormde het vanaf de gordel naar beneden een omslag, waardoor
de voering zich liet zien. Dit omgeslagen deel was in de lengte en
in de breedte rood en geel gestreept. Het strookje overblijfsel dat
ik bezit, is afkomstig van de rechterzijde van dit omgeslagen deel,
evenwel niet van de voering. Het was een feestkleed dat volgens
oud Joods gebruik zo gedragen werd. Ook moeder Anna had zo’n
kleed.
Dit overkleed bedekte slechts de gehele rugzijde van het
bruinachtig onderkleed, waarvan het borststuk en de gehele
Fascikel 34
58