background image
Petrus lag tegen een muur; ik zag een schitterende jongeling tot
hem naderen, hem bij de hand vatten, wekken en tot hem zeggen
op te staan en zich naar Maria te spoeden. Op zijn weg zou hij
zijn broer Andreas ontmoeten, bemoedigde de engel. Ik zag dat
Petrus, die van ouderdom, van reizen en werken reeds stijf en
stram geworden was, zich oprichtte en, met de handen op de
knieën steunend, luisterde terwijl de engel hem aansprak.
Nauwelijks was de verschijning verdwenen of hij stond op, sloeg
zijn mantel om, schortte zijn kleed in zijn gordel op, greep zijn
staf en begaf zich op weg. Weldra ontmoette hij Andreas, die
door dezelfde verschijning vermaand was. Verder reizend botsten
zij op Taddeüs die dezelfde oproep had ontvangen.
(Nu herhaalt K. dezelfde grove vergissing die wij in nr. 2214, voetnoot 
28 afgewezen hebben en hier blijkt het wel duidelijk dat 2 visioenen 
door elkaar gelopen zijn:)  
Jakobus de Meerdere, die een smal bleek gelaat en zwart haar had
(misschien toepasselijk op zijn opvolger), kwam met meerdere
leerlingen uit Spanje naar Jeruzalem en verwijlde op zijn reis
enige tijd te Sarona bij Joppe en hier werd hij door Gods roepstem
naar Efeze ontboden. Na de dood van Maria keerde hij met een
zestal anderen naar Jeruzalem terug en stierf er de marteldood.
(d.i. na zijn eerste bezoek aan Maria zette hij zijn reis voort naar
Jeruzalem en stierf er de marteldood). Zijn aanklager bekeerde
zich, werd door hem gedoopt en met hem onthoofd.
Judas Taddeüs en Simon waren in Perzië werkzaam, waar Gods
oproep hen bereikte.
2216.
Tomas was gezet van gestalte en had roodbruine haren. Hij was
het verst verwijderd en kwam pas aan, toen Maria reeds gestorven
(en begraven) was. Ik heb gezien hoe de engel hem kwam
roepen; hij was in een ver land; hij bevond zich niet in een stad,
maar was in een rieten hut aan het bidden, toen de engel hem
Fascikel 35
77