Begrafenis der H. Maagd.
Opmerking vooraf.
In dit schoon kapittel zal K.E. zeer juist en trouw de rouwgebruiken
beschrijven, die men pleegde na iemands dood.
Wij zijn er op ingegaan naar aanleiding van Jezus’ begrafenis in fasc.
32, nr. 1984, voetnoot 173. Op nog meer andere plaatsen in haar
verhalen zijn die gebruiken volledig of gedeeltelijk vermeld.
2222.
Nu spreidden de vrouwen een deken over Maria’s heilig lichaam
uit, en de apostelen en leerlingen begaven zich in het voorste
gedeelte van het huis. Het vuur in de haard was toegedekt en alle
huisraad werd ter zijde gesteld en overdekt (cfr. fasc. 27, nr. 1479,
30 september). De vrouwen hulden zich in mantels en sluiers en
gingen in de kamer in het voorhuis op de grond neerzitten, waar
zij, nu eens gezeten en dan geknield, de gebruikelijke
klaagliederen zongen (cfr. fasc. 20, nr. 890, voetnoot 449).
De mannen omhulden hun hoofd met die strook doek, die zij
gewoonlijk om de hals droegen en verrichtten een goddelijke
rouwdienst. Steeds lagen er twee, die regelmatig afgelost werden,
aan het hoofd en de voeten van het heilig lichaam in gebed
geknield.
Matteüs en Andreas begaven zich langs Maria’s kruisweg naar die
spelonk welke het graf van Christus voorstelde en de laatste statie
van de kruisweg was.
Fascikel 35
92
|