background image
Gebed van P. Kochem, op de dag van Maria’s 
Hemelvaart. 
O allerheiligste, roemwaardigste en in alle eeuwigheid allermeest 
geprezen Maagd Maria, op deze uw luisterrijkste Hemelvaartdag groet 
ik u en bied ik u mijn brandend verlangen aan en vurigste wens,  
dat ik alle schepselen tot liefde en verering van U bewegen kon en  
dat ik uw glorie eindeloos vermeerderen kon.  
O gelukzaligste Maagd, welk een eer is U heden te beurt gevallen en 
welk een eer wordt U nog ieder jaar op deze dag bewezen.  
O Maria, met welk een onuitsprekelijke jubel werd Gij op deze dag ten 
hemel opgenomen en hoe liefdevol heeft U de H. Drievuldigheid in het 
hoogste der hemelen verwelkomd.  Hoe glorierijk heeft zij U gekroond 
en tot koningin van hemel en aarde uitgeroepen.   
Ik wens U geluk en heil met uw onuitsprekelijke verheffing,  
die U op deze dag is wedervaren.  
Ik werp mij deemoedig aan uw voeten en erken U als mijn ware 
alvermogende en zeer genadige Meesteres.   
Naast God, beloof ik ook aan U geloof en trouw en bied mij U aan om U 
te dienen al de dagen van mijn leven.  
O mijn zeer verheven koningin, hoe verheug ik mij dat ik waardig 
gekeurd werd om uw onderdaan te zijn, uw juk te dragen,  
U te dienen en om door U in al mijn doen en laten bestuurd en  
geleid te worden.  
Duizend en duizendmaal wezen de 3 personen der allerheiligste 
Drievuldigheid gezegend, omdat zij U tot onze koningin aangesteld en 
ons, ellendelingen, aan uw waakzame zorg toevertrouwd hebben.   
Sedertdien worden hierdoor ontelbare zielen gered, die zonder U 
onfeilbaar verloren zouden zijn gegaan.  Stromen van genaden worden 
aan de wereld meegedeeld, die God anders nooit zo kwistig zou hebben 
verleend.   
Gij zijt werkelijk de trouwste en zorgvolste moeder, die U het lot van de 
arme zondaars aantrekt en voor allen, die er vurig naar verlangen, 
genaden van God afsmeekt.  
Fascikel 35
105