O Hemelkoningin, Gij weet welk groot vertrouwen ik in U stel, want het
is mijn vast geloof dat God mij niet kan verlaten of verwaarlozen, zolang
ik U bemin en U ijverig dien.
Door U hoop ik genade en barmhartigheid te bekomen en van al mijn
zonden en opgelopen straffen ontslagen te worden.
Ja, door uw voorspraak en verdiensten hoop ik uit alle lichamelijke en
geestelijke noden bevrijd te worden en uiteindelijk de eeuwige zaligheid
te verwerven. Ik weet immers hoe groot uw vermogen is bij God en hoe
trouw Gij al degenen bijstaat die U beminnen en vereren.
Ik weet dat uw Zoon niet één gebed van U kan afwijzen,
omdat Hij U met een oneindige liefde bemint en
U meer dan alle schepselen genegen is.
Welaan dan, lieve Moeder, open uw teerminnend Hart voor mij en
neem mij daarin op onder het getal van uw uitverkoren kinderen.
Herinner U dat Gij juist dáárom onze koningin geworden zijt,
opdat Gij des te gemakkelijker voor de arme zondaren barmhartigheid
zoudt kunnen verkrijgen en hen doeltreffender zoudt kunnen bijstaan.
Daarom neem ook ik geheel mijn toevlucht tot U en ben zeker door uw
tussenkomst barmhartigheid en genade te vinden en de zaligheid te
bereiken en gelukkig te zijn elke dag, heden, morgen en in eeuwigheid.
Amen.
Fascikel 35
106
|