Anna was ontroostbaar omdat iemand uit haar dienstpersoneel (en
verwantschap) zich aan zulk een vergrijp (van seksuele aard)
schuldig had gemaakt. Zij verweet de dienstmeid zo streng haar
vergrijp, dat deze, geheel ontsteld, dit zeer ter harte nam en niet
alleen ontijdig, maar ook ongelukkig baarde. Dit veroorzaakte
Anna een nieuw, onuitsprekelijk verdriet, zodat zij in hetzelfde
geval kwam, met dit verschil dat haar kind levend ter wereld
kwam en in leven bleef (cfr. fasc. 1, nr. 13).
Na deze geboorte was Anna zo lang onvruchtbaar, dat men haar
met minachting durfde zeggen dat haar zogenaamd dochtertje niet
van haar was, maar een onderschoven kind. Hierdoor kwam zij in
de schande der onvruchtbaarheid. Deze werd haar ook eens door
een dienstmeid verweten, samen met haar strengheid tegenover
die andere verlopen meid, die ongelukkig gebaard had. In deze
droefheid bekwam zij van de hemel door lang en vurig bidden de
H. Maagd (cfr. fasc. 1, nr. 19).
Toen de Zaligmaker uit Maria geboren werd, had Anna van haar
tweede man, die Eliud heette en in de tempel een keurder van
offerdieren was, een andere dochter die eveneens Maria heette en
toen reeds zowat 8 jaren oud kon zijn. Van haar derde man had
Anna een zoon, die men ook de broeder van Christus noemde.
Aan dit drievoudig huwelijk van Anna zat een zekere geheimenis
vast: zij hertrouwde op goddelijk bevel. De genade waardoor zij
met Maria vruchtbaar was geworden, was nog niet uitgeput. Het
was alsof een zegen ten volle opgebruikt moest worden.
Dat al Anna’s dochters de naam van Maria ontvingen, berust
zonder twijfel op een goddelijke beschikking, waardoor beduid
moest worden dat omwille van de Maagd der Maagden de
vruchtbaarheid aan Anna’s moederschoot verleend werd.
2232.
Maria Heli (Anna’s eerste dochter) werd op de leeftijd van
ongeveer 16 jaren ten huwelijk gegeven aan Kleofas, een
opzichter van Joakims kudden.
Fascikel 35
121
|