herhaaldelijk heeft beschreven als iemand die er klaar in ziet en zeker
is van zijn zaak.
Wel kan K. zich eens in de namen vergissen, maar dit gebeurde
gewoonlijk niet, verzekert Brentano, zelfs niet wanneer zij door
ziekte, lijden, geestelijke verlatenheid in de uiterste ellende gebracht
was. WIJ geloven dat wij K.’s familieboom (zie fasc. 1, nr. 10) volledig
kunnen betrouwen. Toch nemen wij de Glossa over voor de een of
andere lezer die er belang in zou stellen.
Deze Glossa luidt):
“Na de dood van Joakim nam Kleofas, een broer van Jozef, Anna
tot vrouw en kreeg van haar een dochter die hij Maria noemde;
deze huwde met Alfeüs, die zonen van haar kreeg, nl. Jakobus,
Jozef, Simon en Judas (Taddeüs).
Na de dood van Kleofas nam een zekere Saloma Anna tot vrouw
en kreeg van haar een dochter, die Maria geheten werd.
Deze verbond zich met Zebedeüs, die van haar Jakobus,
zogenaamd de Meerdere, en de evangelist Joannes kreeg.
Anna heeft dus 3 mannen gehad en 3 dochters.”
(Hiervan heeft voor ons alleen waarde het feit van Anna’s drievoudig
huwelijk. In Latijnse verzen gedrongen weergegeven, luidt dit):
Anna tribus Joachim, Cleophae, Salomaeque Marias
Tres parit; has ducunt Joseph, Alfeüs, Zebedeüs.
Christum prima; Joseph, Jacobum cum Simone Judam
Altera; quae sequitur Jacobum paritatque Joannem.
***
Het betoog van Schmöger gaat verder: Dit gevoelen ten gunste
der 3 huwelijken was algemeen gedurende heel het tijdperk van
de Middeleeuwen tot het einde van de 16e eeuw, zoals het blijkt
uit de getuigenissen van één der geleerdste en ijverigste
verdedigers uit dit tijdperk, nl. Joannes Eck, kanselier aan de
hogeschool van Ingoldtstad, die zo grote diensten aan de
katholieke kerk in Duitsland bewezen heeft.
Fascikel 35
134
|