| 
 rondwandelde, zag ik de 3 kinderen van Petrus’ vrouw 
meelopen en ik zag ook dat de andere apostelen met de kinderen 
schertsten en het meisje Petronilla riepen. 
Ik zag ondertussen ook in een bijvisioen dat deze Petronilla een 
martelares geworden is en zeer krachtig tot de uitbreiding van het 
Rijk van Christus bijgedragen heeft. 
Zij en Tekla – de levensbeschrijving van deze laatste krijgen wij 
later in de nrs. 2338-2342 – zijn de heldhaftigste martelaressen 
geweest, wat ik zag in een bijvisioen. 
(De genezing van Petrus’ schoonmoeder kan men lezen in fasc. 
16, nr. 623). 
Petrus uit de gevangenis verlost. 
(Meegedeeld op 1 augustus 1820; Handel. 12, 1-17). 
De H. Schrift verhaalt het feit als volgt: 
Toen Herodes zag dat hij zich door zijn moord op Jakobus aan de 
Joden welgevallig had gemaakt, liet hij ook Petrus gevangen 
nemen. Het was in de dagen der ongedesemde broden of van 
Pasen. Zodra hij hem in handen had, sloot hij hem in de 
gevangenis op en liet hem door 4 afdelingen, elk van 4 soldaten 
bewaken. Het was zijn bedoeling hem na het paasfeest voor het 
volk te brengen. Maar terwijl Petrus in de gevangenis opgesloten 
bleef, werd er voor hem zonder ophouden door de Kerk tot God 
gebeden. 
Toen Herodes hem voor wilde laten komen, sliep Petrus die nacht 
tussen 2 soldaten; hij was met 2 kettingen geboeid en wachters 
aan de deur bewaakten de kerker. En zie! daar stond een engel 
des Heren en een licht schitterde in de cel. 
Fascikel 35 
143 
 |