background image
Ten laatste kwamen zij aan een grote ijzeren poort die vanzelf
openging.
Ik zag bij dit alles dat het licht rondom hen niet verder straalde
dan binnen de ruimte die zij doorwandelden (niet verder dan om
te zien waar zij hun stappen moesten zetten).
Afdalend gingen zij een straat ver en dan verdween de engel en ik
zag Petrus geheel verwonderd staan. Hij had tot nog toe gemeend
dat alles in een droom gebeurde. Nu kwam hij tot het bewustzijn
en hij zag dat hij inderdaad uit zijn kerker verlost was.
Hij ging vervolgens door een poort en over een riviertje (in de
stadsvallei) en hij kwam als buiten de stad, wat ik echter niet
zeker weet, want in Jeruzalem waren ten gevolge van de heuvelen
vele afscheidingen (binnenmuren die de wijken scheidden), maar
ik zag genoeg dat het huis van Joannes Markus’ moeder niet in de
eigenlijke stad lag, maar afgezonderd en vóór een poort.
Binnen in dit huis zag ik vele gelovigen en leerlingen in gebed in
een zaal onder een brandende lamp verzameld; zij hielden zich
muisstil verborgen en hadden de vensters behangen en
afgeschermd, opdat buiten geen licht zou te zien zijn.
Ik zag dat Petrus aan de deur van het voorhof aanklopte (ostium
januae: de deur van de voorplaats) en dat een dienstmeisje van
binnen aan de deur kwam luisteren. Toen Petrus, na zich bekend
gemaakt te hebben vroeg dat men de deur zou openen, liep het vol
vreugde weer naar binnen en bracht het blijde nieuws aan de
aanwezigen. Dezen konden het nauwelijks geloven en ik zag
Petrus opnieuw aankloppen en dat hierop verscheidenen naar de
deur liepen en ze openden. Nu trad Petrus binnen en zij
omhelsden hem overgelukkig, maar hij bleef hier niet lang; hij gaf
hun een teken zich stil te houden, vertelde hun dan zijn
verlossing, verliet het huis en verwijderde zich.
Volgens Hand. 12, 10 ging Petrus met de engel de eerste en tweede
nachtwacht voorbij en kwam aan de buitenpoort die in de stad uitkomt en die
vanzelf openging.
Fascikel 35
146