Hierop stond de lamme op, nam de geboeide handen van de
apostel vast en was genezen.
Ik zag ook zijn beschuldiger Josias zeer ontroerd op hem komen
toelopen en hem om vergiffenis bidden. Hij beleed dat ook hij in
Christus geloofde en tot de Zijnen behoorde en hij liet zich met de
apostel executeren.
Jakobus vroeg hem of hij de doop verlangde te ontvangen, en daar
hij bevestigend antwoordde, omarmde en kuste hij hem en sprak:
“Gij zult in uw bloed gedoopt worden.”
Ik zag ook nog een vrouw met haar blind kind op de
executieplaats komen aanlopen en om genezing ervoor bidden.
Eerst werd Jakobus met Josias op een verheven plaats aan de kaak
gesteld. Ondertussen werden zijn (zogenaamde) misdaden en het
vonnis luidop afgelezen en bekend gemaakt. Daarna werd hij op
een steen gezet met aan beide zijden de handen eraan
vastgeketend; zijn ogen werden verbonden en zo werd hij het
hoofd afgehouwen. (Hand. 12, 2).
2250.
Men had ondertussen Jakobus de Mindere in zijn huis opgesloten
en bovendien waren in Jeruzalem ook Matteüs, Natanael Chased
en Natanael de bruidegom.
Matteüs woonde te Betanië. Het huis van Lazarus en al zijn
andere bezittingen in Judea waren sedert lang in het bezit en het
gebruik van de Gemeente, maar van het kasteel in de stad hadden
de Joden zich meester gemaakt (het herenhuis bij de Hoekpoort).
Bij de terechtstelling van Jakobus ontstond een opschudding en
vele mensen bekeerden zich. De leerlingen van Jakobus wilden
zijn lichaam hebben, maar de Joden waren hen vóór en lieten het
spoedig door soldaten wegbrengen.
Herodes (Agrippa) stierf spoedig daarna in Cesarea.
Op een feest barstte op een theater zijn buik vóór al het volk open;
Fascikel 35
167
|