background image
het onderlijf ontbloot was. Joannes goot water op ‘t kind, en de
moeder wreef het daarmee, alsof zij het waste.
2254.
Ik zag dat hij de 2 jongelingen en enige leerlingen meenam en
naar Kedar reisde, maar hij ging niet over de rivier door de
heidenstad, doch opwaarts aan deze zijde van de vloed. Ik geloof
dat hij toen de woestijn introk, waar ik hem onder een boom (zijn
evangelie) zag liggen schrijven; zijn leerlingen waren van rollen
en rietpennen voorzien.
Ik had een visioen, waarin ik Joannes als een soort gevangene
onder de bewaking van 2 soldaten in een zekere wijk van Efeze
een weg zag afleggen naar een gebouw waarin goede mensen
woonden, die hij dikwijls bezocht. Op een plein dat hij
oversteken moest, zag ik ook jonge mensen verzameld, die, geloof
ik, filosofen waren of een soort hoogstudenten. Hun leraren
hadden in hun lessen Joannes aangevallen en dezen wilden nu de
spot met hem drijven.
Daar Joannes de verachting der aardse goederen aangepredikt had,
wilden zij nu tonen dat zij dit beter konden dan hij. Zij hadden
ten koste van geheel hun vermogen goud en edelgesteenten
aangekocht, hadden deze kapot geslagen en nu strooiden zij de
stukken daarvan op zijn weg, hem ten spot. Hierdoor wilden zij
bewijzen dat zij geen christenen hoefden te zijn om de
rijkdommen te verachten: als heidenen konden zij dit evengoed.
Zij deden en zegden dit onder zijn ogen, terwijl hij voorbijkwam,
en spotten met hem, doch hij bleef staan en antwoordde dat dit
geen zelfverloochening of onthechting was, maar een verkwisting
en dwaze vernietiging; ik zag dat hij hen hieromtrent juister
opvattingen bijbracht en dat één van hen hem hierop het voorstel
deed: “Indien gij die edelstenen opraapt en ze weer geheel kunt
maken, zullen wij in uw God geloven!”
Fascikel 35
173