In Arabiƫ waren door Tomas verscheidene bisschoppen uit de
volkeren van de H. Driekoningen aangesteld.
Deze bisschoppen voelden behoefte aan de hulp van
medewerkers; hun arbeid was ontoereikend, zodat de mensen
terug in de afgodendienst vielen; zij schreven daarom aan de H.
Joannes en hij zond hun de beide broeders van Fidelis, die onder
de namen van Makarius en Cajus gedoopt en nu reeds volwassen
mannen en zijn leerlingen waren.
Maar die bisschoppen drongen zo lang bij hem aan, tot hij, spijts
zijn hoge leeftijd, zelf nog de reis tot hen ondernam; zij woonden
nog ver voorbij het tentenkamp of de latere woonplaats van
koning Mensor.
Fascikel 35
181
|