Ik zag ook dat later op de plaats van het wonder een grote kerk
gebouwd werd, waarin van deze olie een deeltje bewaard werd63.
(29 juli)
2261.
Op 29 juli herkende de zienster onder meerdere bij haar gebrachte
relikwieën één als afkomstig van de bisschop bij Efeze, aan wie
Joannes de knaap had toevertrouwd, die naderhand onder de rovers
terechtkwam; zij zegde over hem:
Het was een goedig man, die veel tegen de ketters te strijden had,
maar tegenover de jongen maakte hij zich schuldig aan
nalatigheid. Hij was nauwelijks 6 jaar bisschop en bekleedde op
zekere wijze de plaats voor Joannes. Zijn naam is Aquila (Hand.
18, 1-3; K. spelde één voor één de letters)
Hij stierf een natuurlijke dood.
O hoe heeft hij geweend, toen Joannes hem zijn zorgeloosheid ten
opzichte van de jongen verweet. Schuldbekennend knielde hij
voor hem neer.
Hij leefde in de laatste tijd van de apostel en was niet te Efeze
bisschop, maar in een stad verderop. Hij was uit Korinte en met
zijn vrouw Prisca maakte hij tapijten, deksels en wanden
(schermen) van vlechtwerk.
Paulus had bij hem zijn intrek genomen; hij bekeerde hem en nam
hem en zijn vrouw mee naar Efeze en liet hem als leraar in deze
63 Even buiten Rome, in de buurt van de Porta Latina, bestaat een oude kerk
met de titel Sint-Jan-in-de-olie. Tot vóór kort werd de marteling herdacht op
6 mei; ze werd ons overgeleverd door Tertullianus en andere kerkelijke
schrijvers, die getuigen dat hij door een goddelijk wonder ongedeerd uit de
ziedende olie kwam. Dit geschiedde volgens een overlevering vóór de
zogenaamde Latijnse Poort.
Bij het vorige kapittel plaatst Brentano deze nota: het hier gegeven visioen
kreeg zij op 6 mei 1820, feest van Sint Jan bij de Latijnse Poort (d.i. aan de
zuidkant van Rome).
Fascikel 35
188
|