werd, en Tomas vroeg hem welke schuld zijn geweten bezwaarde.
Hij antwoordde dat hij hem onlangs had horen preken dat de
overspelers niet in het Rijk Gods kwamen en dat hij zijn vrouw in
overspel verrast en omgebracht had, en dat hij het gewijde brood
wilde eten met de mening en de hoop dat hij erdoor van zijn
zonde ontslagen zou zijn.
Maar het was niet zijn vrouw, doch een boelin, met wie hij, gelijk
ook nog anderen, zondige betrekkingen onderhield en hij had ze
uit minnenijd vermoord.
2282.
Tomas overtuigde de man dat hij loog en zelf schuldig was en hij
genas hem nochtans en liet hem boetvaardigheid doen; hij wekte
ook de vrouw van de dood op en bekeerde er velen door dit groot
mirakel.
Ook kwam nog een zeer voornaam, geleerd en goed man tot hem,
die altijd over zijn boeken gebogen zat. Hij bad Tomas om hulp.
Zijn vrouw en zijn dochter waren razend, want ze waren bezeten.
Zij leefden te voren zeer uitgelaten en dartel; in zijn gramschap
had de man hen vervloekt en de duivel had ze aanstonds in bezit
genomen (cfr. fasc. 26, nr. 1337, voetnoot 725).
Tomas ging met de man mee en in zijn huis gekomen, vond hij de
vrouwen in een afschuwelijke toestand; zij raasden en schenen
hem te willen verscheuren. Doch met zijn gordel bond hij ze bij
de handen aan een paal, nam een roede en geselde ze duchtig. Dit
maakte hen geheel tam en Tomas gaf de man de volmacht om
deze kastijding dagelijks te herhalen. Wanneer zij na enige tijd
gans uitgeput waren van het vasten en de geselslagen, dreef
Tomas de onreine geest uit hen68.
68 Tomas geselde ze duchtig, maakte ze tam en gaf aan de man de
volmacht. – Wat wij bij De Guérin over een analoog geval lezen, is treffend
en verrassend. Het geschiedde in de voorgaande eeuw en misschien is er
uit af te leiden dat zulk een praktijk bij de Arabieren bestaan heeft of zelfs
nog bestaat.
Fascikel 36
218
|