|
De H. Markus, evangelist.
(Meegedeeld op zijn feest, 25 april 1821)
2295.
Markus was een van Jezus’ eerste leerlingen78. Hij was niet uit
het gewest van de H. Petrus, maar woonde hoger in het noorden.
Hij pachtte evenwel bij Betsaïda visserijen en andere nijverheden
(b.v. viszouterij, nettenfabricatie, enz.). Hij was vlug, groot,
78 Een van Jezus’ eerste leerlingen. –
Door vele exegeten is aangenomen dat de evangelist Markus niet te
onderscheiden is van Joannes Markus uit Jeruzalem, die door K.E. zo
dikwijls genoemd wordt, doch Baronius, Tillement, Cotelier en ook vele
moderne exegeten verdedigen beslist het onderscheid. De laatsten worden
dus door K.E. in het gelijk gesteld.
De Joden en heidenen van Alexandrië, waar hij een christelijke
gemeenschap stichtte, noemden hem ‘de Galileeër’.
Dit geeft te kennen dat hij uit Galilea en niet van Jeruzalem was.
Hij was dus uit de provincie van Petrus, wiens medewerker en taalsman hij
is geweest.
Hij was één van de 72 leerlingen. Nochtans ergerde hij zich, volgens K.E.,
maar ook volgens de H. Epifanius, aan de woorden van Jezus over de
Eucharistie en trok zich terug, maar werd door Petrus bekeerd en tot
Christus teruggebracht.
Hij vergezelde later Petrus naar Rome. Petrus zond hem hier op
evangelieprediking uit in het noorden van Italië, waar hij groot succes
oogstte. Daarna werd hij naar Afrika gestuurd. Hij ontscheepte te Cyrene
en drong van daar in het binnenland, terwijl hij onderweg overal de leer van
zijn Meester verkondigde. Zo geraakte hij tot in Nubië en Ethiopië. Van hier
trok hij op een wenk van Christus zelf noordwaarts naar Alexandrië en
stichtte er kerken die een hoge bloei en ware triomf beleefden en de
afgodendienst een ware nederlaag toebrachten.
Zijn opvolger in het bisschopsambt was de schoenmaker Anianus, die zich
bij Markus’ aankomst gewond had onder het verstellen van diens sandaal en
die door Markus miraculeus genezen werd.
Het is te allen tijde de algemene overtuiging geweest dat het Evangelie
van Markus de zuivere prediking van Petrus weergeeft.
Fascikel 36
249
| 