O grote Heilige, voor wie Christus meer was dan uw leven, door dit alles
hebt gij aan ons en de hele wereld de liefde voor de vijanden als erfdeel
nagelaten.
Bekom mij de genade werkelijk in het bezit van zulk een liefde te komen,
U en Christus hierin na te volgen en hen die me kwaad zouden willen
doen of zelfs naar het leven staan, te beminnen.
Ik beken het ootmoedig en ronduit, ik heb nood aan alle deugden, doch
vooral aan vergevingsgezindheid en liefde voor tegenstanders.
Moge ik eindelijk eens door uw voorspraak deze liefde bekomen en
edelmoedig beoefenen.
Mag ik ook niet verwachten van u, H. Stefanus, dat gij, die uw vijanden
zo hebt bemind, ook een weinig liefde zult hebben voor mij, uw
vereerder, bewonderaar en vriend?
Als gij voor vele vijanden de genade der bekering hebt bekomen, bekom
ze dan ook voor mij!
Moge ik, geholpen door uw voorspraak en door de kracht van het bloed,
dat Christus vergoot voor ons, toen wij nog zijn vijanden waren,
mijn vijanden beminnen of liever, nooit een hebben en ook de
vergiffenis bekomen van de zonden die ik bedreef door ze niet te
beminnen,
of niet genoeg of niet van ganser hart.
Amen.
(Uit het groot Christusleven van de eerbiedwaardige P. von Cochem).
Fascikel 36
287
|