met de H. Maagd verzameld aan de voet van het kruis op Goede
Vrijdag.
In die kelder ziet men ook de graven van Maximinus, Marcella en
Cheledonius. Daarna werd ons tegenover die kelder een ander altaar
geopend en de volgende relikwieën getoond:
-
de rechterarm van de H. Magdalena, die zeer lang is, waaruit men
besluiten kan, evenals uit het hoofd, dat zij zeer groot van gestalte
geweest is (groter dan al de overige vrouwen, zegt K. Emmerick in de
zojuist aangegeven passage).
-
Ook toont men een fles, die van het haar bevat, waarmee zij de
voeten van Jezus afdroogde.
-
Nog toonde men ons het lichaam van Marcella, de dienstmeid van de
H. Magdalena en enige hoofden van onnozele kinderen, door
Magdalena naar hier meegebracht (?) en meer andere relikwieën,
waard gezien en vereerd te worden.”
Uit Pet. Boll. vernemen wij over deze relikwieën:
“Tijdens de Franse revolutie liet de tienman Barras het schrijn van
Magdalena’s relieken omslaan tot munt, en de heilige lichamen en
relieken werden door elkaar gegooid en uiteen gestrooid.
Doch Jozef Bastide, de lekekoster van de Dominicanen, bemachtigde
heimelijk
-
het hoofd van Magdalena,
-
de kristallen fles of heilige ampoel (met aarde en bloed),
-
het ‘noli Me tangere’, d.i. ‘Raak Me niet aan’, (zo noemt men het
stukje onbedorven vlees dat aan Magdalena’s schedel kleeft),
-
een deel van de harenbos en
-
de armbeenderen.
Fascikel 36
332
|