(Hier zien wij ons genoodzaakt een bemerking in dit citaat in te
lassen.
Toen Jezus in de morgen van zijn verrijzenis aan
Magdalena verscheen, wilde zij zijn voeten omarmen.
Met een afwijzend gebaar belette Jezus haar dit en
zegde: “Noli Me tangere”, raak Me niet aan.
Wij nemen het hier niet op voor de juistheid van de traditie betreffende
het stukje onbedorven vlees, wij weten er niets over met zekerheid,
maar wij kunnen er een zin aan geven, door te VERONDERSTELLEN dat
Jezus de woorden “Raak Me niet aan” vergezeld liet gaan met een
afwijzend gebaar, waarbij Hij Magdalena’s aangezicht aanraakte, terwijl
zij op de knieën viel om zijn voeten te omarmen).
Door de tussenkomst van Lucien Bonaparte werd de kerk van St.
Maximin niet verwoest, wel echter de kerk van Sainte‐Baume in 1793. Na
de revolutie werden aan de kerk van St. Maximin deze relikwieën
teruggeschonken en in de sacristie vond men door mekaar gesmeten de
andere gebeenten van de heilige lichamen.
Met zekerheid kon men slechts de volgende relikwieën identificeren:
-
2 beenderen van Maximinus,
-
het hoofd van Cheledonius (ook aangeduid met de naam Sidonius)
en
-
enkele andere, die in houten schrijnen geplaatst werden.
-
In een schrijn van verguld koper werden de 2 armbeenderen van
Magdalena gestoken. Dit laatste schrijn had men de naam gegeven
‘arm van Magdalena’ en als bij mirakel hadden de revolutionaire
bandieten het niet buitgemaakt.
In 1814 werd de tot kerk ingerichte grot van Sainte‐Baume hersteld en na
voltooiing door meer dan 70.000 pelgrims bezocht. Tijdens de 100
dagen onderging ze nieuwe verwoestingen vanwege de geweldenaar
maréchal Brune, door Napoleon de gewetenloze plunderaar genoemd.
(De 100 dagen, 20 maart 1815 tot 28 juni zijn de dagen waarin Napoleon,
na van het eiland Elba weggevlucht te zijn, pogingen deed om het
bewind en de macht weer in handen te krijgen).
Fascikel 36
333
|