Kerak bedekte een langwerpige heuvel, vooral het noordelijk
gedeelte.
De heuvel was ingesloten ten oosten door het Meer, ten zuiden
door de Jordaan, die hier naar het westen vloeit, ten westen door
een kleine vallei, waarin het water van de Jordaan 600 m ver
noordwaarts loopt en ten noorden door een kanaal dat deze kleine
vallei met het Meer verbond.
Bij overstromingen was die vallei een eiland, in gewone
omstandigheden een schiereiland.
TEBES
TEBES 1 (stad)
.
Fasc. 12, nr. 360
TOEBAS 15 km ten noordoosten van Nabloes.
TEBES 2
+
Fasc. 33, nr. 2092
Fasc. 16, nrs. 416-417
Waar Jezus aan de 500 verscheen. Waarschijnlijk de djbel
Dahy of één van zijn drie toppen. Op de hoogste top is een
soort krater of uitdieping, waar veel volk plaats kon nemen.
Volgens K.E. was daar zulk een uitdieping.
Een verdere top zou in aanmerking komen wegens zijn naam,
nl. Daboe, wat met Tebes in verband te brengen is. De naam
kan de ‘S’ verloren hebben, zoals ook al eens een naam een ‘S’
erbij krijgt, b.v. Rentis (Ramata).
De Apostelen doen vervolgens een dag over de reis naar
Taänat-Siloh.
Waar K.E. in fasc. 16, nrs. 416-417 deze berg beschrijft,
gebruikt zij uitdrukkingen die zij ook hier gebruikt, b.v. de
Fascikel 37
471
|