30 juni; Sabbat.
1 tot 4 juli. –
Katarina ziet in deze dagen ononderbroken waar Jezus en Joannes
zich bevinden; zij ziet de Heer van plaats tot plaats gaan en vooral
daar komen, waar Joannes op zijn tocht door het land
voorbijgekomen is. Hij voert het woord in de synagogen,
onderwijst de mensen, troost en helpt de zieken. Hij
was ook op bezoek bij verwanten te Kana en Hij
onderrichtte hen.
Zij ziet nog geen enkele van zijn latere leerlingen bij Hem; het is
alsof Hij de mensen eerst wil leren kennen en voortbouwen op de
grondslagen die Joannes in hen gelegd heeft; van de ene plaats tot
de andere plaats begeleidt Hem dikwijls een goede mens.
6 juli = 1 Tammoez; Nieuwe Maan. –
Ik zag heden vier mannen, waaronder toekomstige leerlingen van
Jezus waren, in het gewest tussen Samaria en Nazareth, aan de
grote weg, op een lommerrijke plaats, op Jezus wachten, terwijl
Hij met een begeleider naderde; zij gingen hen (nl. Jezus en de
begeleider) tegemoet en vertelden dat zij door Joannes gedoopt
waren en hij sprak, zeiden zij, van de nabijheid van de Messias;
zij vertelden Jezus ook hoe hij de soldaten zo onverschrokken
toegesproken had en slechts enigen van hen had willen dopen; hij
had hun ondermeer gezegd dat hij evengoed stenen uit de Jordaan
had kunnen nemen en ze dopen (cfr. Mt. 3, 7-9). Ik zag hen Jezus
verder vergezellen.
Fascikel 9
38
|