herberg door een venster (waarschijnlijk van een bovenkamer)
Jezus met zijn leerlingen door de straat zag komen en Jezus een
doordringende blik op haar wierp, drong die oogslag
zo diep in haar ziel166, dat zij, wonderbaar getroffen;
in beschaming en verwarring geraakte en in haar
binnenste zo geschokt en overhoop gesmeten was, dat
zij uit haar herberg in een gesticht van melaatsen
liep. Dit was tevens een soort hospitaal voor bloedverliezende
vrouwen en stond onder het bestuur van een Farizeeër; zij vloog
daarbinnen uit een overweldigend gevoel van haar ellende. De
herbergverzorgers, die wisten welk leven zij leidde, spotten:
“Daar is zij op haar plaats, bij melaatsen en bloedverliezende
vrouwen.”
Maar Magdalena was in een melaatsenhuis gelopen om zich te
verootmoedigen: zozeer had de blik van Jezus haar overstuur
gebracht, want zij had uit ijdelheid, om op een afstand van zo vele
verachtelijke armen te blijven, zich in een voornamer herberg dan
de andere vrouwen begeven.
166 Blik van Jezus. – Naar aanleiding van Jezus‘ contact met Natanael in nr.
204 en 376 is reeds sprake geweest van Jezus’ doordringende blik. Hier
wordt Magdalena er nog meer door geschokt dan vroeger Natanael.
Naar ieders behoeften heeft die blik natuurlijk verschillende
uitwerkselen.
Ook de begenadigden op wie Jezus’ blik ooit mocht rusten, kunnen
meespreken.
Zo zegt zuster Jozefa Menendez over de kracht van Jezus’ oogslag:
“Wat in Jezus’ verschijningen altijd de grootste indruk op mij
maakt, zijn de zo schone ogen van Jezus, waarvan de blik zo diep
in de ziel doordringt.”
Gaarne spreekt de zuster van die blik die op zichzelf reeds vrede is
(of voor andere personen: waarschuwing) (cfr. Un appel à l’Amour,
431; 596).
We moeten later nog de aandacht vestigen op een ander verschijnsel in
Jezus’ persoon, nl. in sommige omstandigheden gezien te worden,
omringd door een zekere glans.
Fascikel 12
515
|