En gelijk Hij wilde dat de mens, om zijn verlossing
deelachtig te worden, met de genade zou meewerken,
zo moest bij de genezingen de patiënt, als daad van
medewerking tot zijn genezing, geloven, hopen,
vertrouwen en beminnen, berouw hebben en zich
willen beteren.
Aan elk soort van ziekte of toestand werd, (om zo te
zeggen), recht verschaft in de wijze waarop Hij ze
behandelde en genas; hierdoor werd elke ziekte en
haar genezing het zinnebeeld
-
van een geestelijke ziekte,
van een zonde en haar straf,
-
van haar genezing,
haar vergiffenis,
haar kwijtschelding en
de er op volgende verbetering van leven.
Alleen bij de heidenen zag ik dat enige van zijn
wonderen meer verbazend en spectaculair waren.
De wonderen van de apostelen en latere heiligen waren ook veel
opvallender, sensationeler (cfr. Joa. 14, 12; I Kor. 14, 22), meer
afwijkend van de loop der natuur, want de heidenen hadden
schuddingen nodig, de Joden slechts ontbinding.
586.
Dikwijls genas Hij in de verte door gebed of door een
oogslag, vooral als het ging om vrouwen met bloedvloeiing, die
Hem niet naderen durfden of ook, volgens de joodse Wet, niet
mochten (nr. 559, 3e alinea en nr. 574, voetnoot 272).
Zulke wetten die een geheimnisvolle, symbolische
betekenis hadden, volgde Hij; (sommige) andere niet.
-
Ik heb te Atarot gezien dat bloedverliezende vrouwen zijn
voetstappen kusten en aanstonds genezen waren (nr. 559, 3e
alinea).
Fascikel 15
901
|