Oogslag op de H. Vrouwen en de hervallen
Magdalena.
Marta en de H. Vrouwen van Jeruzalem, Dina en andere waren
reeds, zodra Jezus van Naïm was afgereisd, ook terug naar huis
gegaan. Ik heb ook gezien dat Maroni en haar zoon door de
mensen uit de omstreken, die de opgewekte jongen begeerden te
zien, zo druk opgezocht werden, dat ze zich verbergen moesten,
wilden ze niet onder de voeten gelopen worden.
Ik moest ook helaas! vaststellen – ik weet niet meer bij welke
gelegenheid – dat Magdalena reeds tot haar oude levenswijze
teruggekeerd en hervallen is; zij heeft bezoeken van mannen uit
het gewest gehad. In hun kring werd het optreden van Jezus, zijn
omgang en betrekkingen met allerhande gespuis, zoals zij het
noemden, duchtig gehekeld en Magdalena zelf niet gespaard; zij
lachten hartelijk over hetgeen zij over haar vernomen hadden.
Overigens vleiden en aanbaden zij haar weer, zeggend dat zij haar
veel mooier en bekoorlijker vonden dan in de laatste tijd.
Inderdaad, haar gezondheid was sedert enige dagen zichtbaar
opgefleurd.
Zij heeft zich helaas! door deze gesprekken laten beetnemen en
staat op het punt nieuw zondig verkeer te beginnen, en, dewijl het
hier een hervallen geldt, loopt zij gevaar nog dieper te vallen (cfr.
Mt. 12, 45). Ach! was ze toch niet naar Magdalum teruggekeerd!
zij heeft daar trouwens zeer slechte buren, behalve te Damna,
waar nog goede mensen wonen.
Te Gabara, Jotapata en Tiberias woont veel slecht volk,
wereldsgezind en vrijzinnig. In deze steden zullen er wel
verscheidene zijn, die, na haar omkeer van onlangs vernomen te
hebben, haar uit haat tegen Jezus, in haar ellende zoeken te
bevestigen. Te Jotapata zijn ook de vier valse Herodiaanse
Joannes-leerlingen woonachtig, die Jezus onlangs vergezelden.
Na de sabbat hebben zij zich niet meer laten zien.
Fascikel 20
1619
|