Toen was het dat Jezus het “WEE!” uitsprak (Mt. 24, 4-
14), wat Hij besloot met de woorden: “Zalig wie
volhardt tot het einde!”
Matteüs 24
Rede over de laatste dingen
1. En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de
gebouwen van de tempel te wijzen.
2. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier
geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.
3. Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg
ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der
wereld?
4. En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide!
5. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen
verleiden.
6. Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet
verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.
7. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan
daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
8. Doch dat alles is het begin der weeën.
9. Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle
volken gehaat worden om mijns naams wil.
10. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten.
11. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.
12. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.
13. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
14. En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een
getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.
15. Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is,
op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn,
16. vluchten naar de bergen.
17. Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het
veld is,
18. kere niet terug om zijn kleed mede te nemen.
19. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen.
20. Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat.
21. Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der
wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.
22. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille
van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.
23. Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet.
24. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en
wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.
25. Zie, Ik heb het u voorzegd.
26. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de
binnenkamer, gelooft het niet.
27. Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de
Zoon des mensen zijn.
28. Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
Fascikel 28
3264
|