Zie hierover een eerste woord in fasc. 18, nr. 734, voetnoot 362.
De exegeten geven als reden op dat hij hogepriester WAS GEWEEST en
nog steeds groot aanzien genoot bij het volk en een werkelijke invloed
uitoefende op de hogepriester Kaïfas, die zijn schoonzoon was; hij genoot
de eer die men in het moderne spraakgebruik zou weergeven met de titel
ere-hogepriester.
Onze K. geeft waarschijnlijk een raker antwoord, wanneer zij zegt:
“Hij stond aan het hoofd van een Raad, belast om op de zuiverheid van
leer te waken en om de schenners en overtreders van de orthodoxe
leer bij de hogepriester en het Sanhedrin aan te klagen.”
Dit schijnt een afdoende antwoord te zijn op de moeilijkheid van de
exegeten.
In deze veronderstelling was het noodzakelijk dat Jezus eerst bij Annas
gebracht werd, daar men Hem in gebreke verlangde te vinden wat de
orthodoxie betreft. De raad om de orthodoxie te beschermen was een soort
ondergeschikte rechtbank naast het Sanhedrin, met een beperkte, doch
belangrijke bevoegdheid. Mogelijk is deze Raad het klein Sanhedrin,
samengesteld uit 23 leden, met de bevoegdheid om te oordelen over
gedingen en misdrijven van mindere omvang tegen de godsdienst.
Hij had ook een vergaderzaal bij of boven de oostelijke poort van het voorhof
van de vrouwen. (cfr. Guide, 200; deze laatste zaal vermeldt ook K. in nr.
2182.
Zij kent aan deze vergadering 28 leden toe; deze opgave kan foutief zijn, of
ook juist, naar gelang het aantal leden onbestendig was, of naar gelang
deze of die persoon er bij gerekend werd.
Met de bewering van K. dat die Raad over de zuiverheid van leer te waken
had, stemt treffend het feit overeen dat Annas, volgens Joa. 18, 19, Jezus
feitelijk ondervraagt over zijn leer.
Alles samen verklaart dit voldoende waarom Jezus eerst voor Annas
verschijnt, ook waarom het Evangelie hem hogepriester noemt, daar hij
hierdoor deelde in de macht van de hogepriester en een werkelijke
hogepriesterlijke macht uitoefende.
Over Jezus’ verschijnen vóór Annas is er sprake in de volgende
evangeliepassages: Mt. 26, 57; Mk. 14, 53; Lk. 22, 54; cfr. 3, 1-2; Joa. 18,
13. 19. 22. 24.
Ook uit Flavius Josephus blijkt dat de dienstdoende hogepriester niet Annas
was. Het is niet absoluut uitgesloten dat beiden mekaar verstonden en het
ambtswerk onderling verdeelden, hoewel dit in strijd zou zijn met Wet en
gewoonten.
Fascikel 29
204
|