Zij waren de voorafbeelding van zulke mannen die door hun
opname in de stam van Jezus naar het vlees de komst der H.
Maagd en dus ook van Jezus vertraagd zouden hebben.
Ook wezen zij nog op zekere onvruchtbare tijdperken die in de
geschiedenis van zegen gespeend zouden zijn en ook op de
minnaars die Anna afwijzen moest om met Joakim, de vader van
Maria, in de echt te kunnen treden.
De beschimping van Sara door een dienstmeid (Tob. 3, 7) was een
soort voorspel van de beschimping en verachting der heidenen en
der ongelovige, goddeloze Joden voor hun vrome tijdgenoten
wegens hun verwachting van de Messias. Door deze verwachting
werden zij tot vuriger en hoopvoller gebed aangedreven.
Ook is Sara’s beschimping door een meid een voorafbeelding van
de minachting ener dienstmeid voor de heilige moeder Anna,
waarop deze zo vurig begon te bidden dat ze verhoord werd.
De vis die de jonge Tobias verslinden wilde, duidt op de
weerstand van de onderwereld, van de heidenen en van al wat
zondig is, tegen de komst van het Heil en meteen ook op Anna’s
lange onvruchtbaarheid. Het doden van de vis, het uitsnijden van
zijn hart en gal, het verbranden en beroken ervan door de jonge
Tobias en Sara betekenen hun overwinning op de duivel van de
wellust, die haar eerste mannen verwurgd had, alsook de
liefdewerken en de onthouding van Joakim en Anna, waardoor zij
zich de zegen der heilige vruchtbaarheid waardig maakten.
Ook zag ik hierin een diep verband met het H. Sacrament.
Deze betrekking staat me nu niet meer klaar voor ogen.
De gal van de vis, waardoor de oude Tobias van zijn blindheid
genezen werd, wijst op de bitterheid van het lijden, waardoor de
uitverkoren Joden gebracht werden tot de kennis en het bezit van
het Heil; het wijst, het duidt op de komst, de intrede van het licht
in de duisternis, dank zij het smartvolle lijden van Jezus vanaf zijn
geboorte.
Fascikel 37
362
|