Ofschoon de Farizeeën de voorzegging van Simeon en Hanna bij
zijn opdracht in de tempel kenden, hoewel zij zijn wonderbare
leerrede van twaalfjarige knaap gehoord hadden, waren zij
verstokt gebleven; zij hadden toen wel inlichtingen ingewonnen
nopens de familie van die jongen, en in de laatste maanden van de
leraar, maar die familie was hun te onaanzienlijk, te arm, te
verachtelijk voorgekomen: zij wilden een schitterende Messias.
Lazarus, Nikodemus en vele andere aanhangers van Jezus
geloofden steeds stilzwijgend dat Hij geroepen was om met zijn
leerlingen Jeruzalem in bezit te nemen, hen van het Romeinse juk
te bevrijden en het joodse rijk te herstellen; het was toen juist
gelijk nu (d.i. in de laatste jaren van Napoleon) dat iedereen
gaarne als redder begroet de held, die aan zijn vaderland het oude
regiem en bestuur, de geliefde vrijheid en onafhankelijkheid van
vroeger teruggaf.
Ook toen wisten de mensen niet dat het rijk dat alleen ons kan
baten, omdat het ons het ware Heil aanbrengt, niet van deze
wereld vol zonde en boetelijden is.
Ja, wel verheugden zich op sommige ogenblikken Jezus’ vrienden
bij de gedachte dat het met de hovaardige tirannie van deze of die
volksverdrukker weldra uit zou zijn, maar niemand waagde het
met Jezus daarover te spreken; zij waren allen vol ontzag en
bleven in hun onzekerheid, omdat geen enkel teken, gebaar of
woord van Jezus er op wees dat hun hoop gegrond was.
254.
Na de maaltijd gingen zij in een bidplaats (van het huis; vele rijke
huizen hadden een eigen synagoge, nr. 437). Daar sprak
Jezus dan een dankgebed uit, omdat de tijd van zijn
werk en zending nu aangebroken was; dit was zeer
aangrijpend en allen weenden; ook de vrouwen waren er
aanwezig, maar op de achtergrond; zij baden nog gezamenlijk
algemene gebeden. Jezus zegende allen en werd dan door
Lazarus naar zijn slaapvertrek gebracht. Deze kamer of cel was in
Fascikel 10
155
|