In zijn midden stond een boom met wijd uitgebreide takken, en de
12 bomen die rondom aan de rand van het eiland geplant waren,
reikten met hun toppen of kruinen tot bij de takken van die
middelste boom, en tussen deze 12 randbomen was een haag van
vele kleine struiken geplant.
De negen leerlingen van Jezus, die Hem in de laatste tijd
bestendig vergezeld hadden, daalden tot de bron af en gingen op
haar rand staan. Jezus legde in de tent zijn mantel af, dan de
gordel en een geelwollen kleed, dat van voren openging en met
strikken gesloten was; dan die smalle wollen strook om de nek en
op de borst gekruist, die ‘s nachts en bij slecht weer over het
hoofd getrokken werd. Nu behield Hij nog het bruin gestikte
hemd (ondertuniek) op het blote lichaam, waarmee Hij uit de tent
tot de rand van de bron afsteeg en waar Hij het over het hoofd
uittrok. Hij droeg om het middellijf een lendendoek, die om elk
van zijn benen tot beneden bij de enkels gewonden was88.
Saturninus ontving al zijn klederen en reikte die ter bewaring over
aan Lazarus, die plaats had
genomen op de rand van het eiland.
Nu daalde Jezus in de bron af, waarin Hij tot aan de borst in het
water stond. Met zijn linkerhand omvatte Hij de boom89 en legde
zijn rechter op de borst; de witte lendendoek vlotte met de
losgeraakte zomen op het water.
Joannes stond bij het zuidelijk einde van de vijver;
hij had een schaal met brede rand, die van 3 groeven voorzien
was; hij bukte, schepte water en liet het in 3 stralen over het hoofd
van de Heer vloeien:
88 De zienster vermeldt ook elders, b.v. in nr. 653 dit kledingstuk of soort
n
la ge broek, zelfs bij de vrouwen (nr. 249). Banden om de benen gewonden
rvan
ve
gen de broekpijpen. K. spreekt overigens ook van hemden met
mouwen, die banden waren om de armen gewonden en gesloten mouwen
vervingen.
89 Zoals reeds gezegd, op het ogenblik van de doop zelf omvatte
Jezus de palm met zijn linkerhand. Daarna de steen bestijgend keerde
Hij zich om en omvatte hem met de rechterhand (nr. 285, 2e alinea).
Fascikel 10
239
|