Zij waren met de eerste vrouw van Alfeüs, de man van Maria van
Kleofas, verwant geweest, doch, of zij dit door zichzelf of door
hun mannen geweest waren, weet ik niet.
Twee van deze weduwen waren gezusters;
de ene, met name Mara, was de moeder van Natanael, de
bruidegom van Kana, die als leerling een naam had Amandor
(Amator) en aan wie de twaalfjarige Jezus, na zijn
terugkeer van de tempel, op een feest in Anna’s huis,
iets voorzegde en ook dat Hij op zijn bruiloft zou zijn
(fasc. 7, nr. 201).
-
Één van die weduwen zal K. later Seba noemen (Sobe), en
haar zoon Kolaja was een leerling.
-
Een tweede heette Lea; de zoon van een dezer noemt K.
eenmaal Eustachius; doch de namen schijnen wel eens
verwisseld te zijn.
Zij hadden verscheidene, zo ik meen, drie zonen, die
speelmakkers van Jezus geweest waren en daarna vissers
geworden zijn; uiteindelijk werden zij leerlingen.
Soldaten, gezanten, dopelingen bij Joannes.
274.
4-19 juli. –
Te Dotaïn, waar Jezus eens razende bezetenen gestild heeft,
woonden sedert de Babylonische gevangenschap heidenen en
Joden gemengd. De heidenen hadden op een heuvel in de buurt
hun afgodsbeelden en een offerplaats.
De Joden nu, opgehitst door het gerucht van de nabijheid van de
Messias, die uit Galilea moest komen, wilden de heidenen niet
langer in hun nabijheid dulden. Dit gerucht had zich daar, zowel
door de reis van Joannes door dit gewest, als door zijn dopelingen
verspreid.
Fascikel 10
196
|