79.
Ik zag ook een hoogbejaard priester, die niet meer kon gaan – het
zal wel de hogepriester geweest zijn – door anderen op een stoel
tot vóór het Allerheiligste gedragen worden en daar op het altaar
een reukoffer ontsteken. Ondertussen las hij ook gebeden op een
perkamentrol die vóór hem op een lessenaar lag.
Ik zag dat hij een geestvervoering had179 en dat zijn hand met de
wijsvinger gelegd werd op de schriftrol van Jesaja bij deze
Te Nazareth thuis gekomen ging Maria met haar kruik eens water putten.
Bij de bron hoorde zij een stem die haar zei: “Wees gegroet, Maria,
enz.”
Maria zag links en rechts, om te weten van waar en wie deze stem
kwam, maar ontwaarde niets. Verschrikt ging zij naar huis terug, zette
de waterkruik op haar plaats en ging zitten spinnen.
Maar zie! de engel van de Heer stond vóór haar, die zei:
“Vrees niet, Maria, enz.”
In dat apokrief evangelie is er dus ook sprake van een stem, die Maria
verneemt, terwijl zij water haalt, doch het wordt daar voorgesteld als
gebeurd te Nazareth en verbonden met de boodschap.
Deze gebeurtenis wordt ook nog op gelijkende wijze verhaald in de
apokriefe ‘Geschiedenis van Joakim en Anna en van de geboorte van de
allerheiligste Moeder van God, Maria altijd Maagd en van de kindsheid
van de Zaligmaker’, uitgegeven door Thilo, naar een Latijns manuscript
uit de Parijse Biblioteek. In dit verhaal echter verloopt tussen de stem bij
de bron en de eigenlijke boodschap een tijdruimte van 3 dagen.
Tot hier Brentano.
***
Men ziet hier weer K.’s eigen en natuurlijker verhaaltrant.
Maria was besloten maagd te blijven. Als zij nu toch berust in een huwelijk,
was dit geenszins alleen op raad en door de wil van de priesters, maar
dankzij Gods bijstand, die haar verleend wordt, hier door de stem van de
engel en in de boodschap door Gods openbaring.
179 Niet zelden kregen de hogepriesters openbaringen, zoals zij ook
eventueel voorzeggingen deden, dit niet op grond van hun deugd of
begenadiging maar uit kracht van hun ambt en waardigheid als hogepriester.
Volgens Filo was het bezit van de profetische geest een hogepriesterlijk
voorrecht. Men was ervan overtuigd dat die geest onafscheidelijk was van
Fascikel 3
317
|