bij haar van wie de engel gezegd had dat zij, de onvruchtbare,
sedert 6 maanden in gezegende toestand verkeerde (Lk. 1, 36).
Daar nu de tijd naderde dat Jozef voor het paasfeest naar
Jeruzalem moest gaan, wenste zij hem te vergezellen om Elisabet
te bezoeken en in haar zwangerschap bij te staan. Jozef ondernam
nu met de H. Maagd de reis naar Joetta.
Bemerking van Brentano. – Verhinderd door haar ziekte en de talrijke
stoornissen kon de zienster slechts de volgende fragmentarische
mededelingen over de reis van Jozef en Maria naar Elisabet doen.
De afreis beschreef zij niet; maar enige achtereenvolgende dagen
vertelde zij over die reis de weinige bijzonderheden die hier volgen.
Ik zag hen reizen naar het zuiden; zij hadden een ezel bij zich
waarop Maria af en toe ging zitten; hij was met enig reisgoed
beladen, o.m. met een gestreepte, en, naar het mij toescheen,
gebreide zak van de H. Jozef, waarin zich een lang, bruinachtig
gewaad van Maria bevond; er was een soort van kap aan
bevestigd; dit kleed werd van voren met linten dichtgebonden;
Maria trok het aan telkens als zij naar de tempel of de synagoge
ging193.
Op de reis droeg zij een bruin wollen hemd of onderkleed en
daarover een grijs kleed met een gordel en een geelachtige
hoofdbedekking.
Zij legden de weg tamelijk vlug af. Ik zag dat zij, na de vlakte
Esdrelon in zuidelijke richting doorgetrokken te zijn, de stad
193 Beaufays, de schrijver van een leven van Onze-Lieve-Vrouw, noemt
onder de voorwerpen welke de Israëlieten op reis meenamen, ‘feestklederen
voor de sabbat’.
Wij zullen verder zien dat ook Jezus op zijn reizen in de vreemde, altijd van
een wit sabbatkleed voorzien was.
Fascikel 3
360
|