12. En Jetro, de schoonvader van Mozes, nam een brandoffer en slachtoffers voor God; en
Aäron en alle oudsten van Israël kwamen om met de schoonvader van Mozes voor het
aangezicht van God maaltijd te houden.
13. De volgende dag hield Mozes zitting om recht te spreken over het volk; en het volk stond
vóór Mozes van de morgen tot de avond.
14. Toen de schoonvader van Mozes zag al wat hij te doen had met het volk, zeide hij: Wat
hebt gij toch met het volk te doen! Waarom houdt gij alleen zitting, terwijl het gehele volk vóór
u staat van de morgen tot de avond?
15. En Mozes zeide tot zijn schoonvader: Omdat het volk tot mij komt om God te vragen.
16. Wanneer zij een zaak hebben, komt deze tot mij en spreek ik recht tussen de een en de
ander; bovendien maak ik de inzettingen en wetten Gods bekend.
17. Maar de schoonvader van Mozes zeide tot hem: Het is niet goed, wat gij doet.
18. Gij raakt geheel uitgeput, gij zowel als dit volk dat met u is; want dit is te zwaar voor u, gij
kunt het alleen niet doen.
19. Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en God zal met u zijn. Vertegenwoordig gij het volk
bij God en breng de zaken voor God.
20. Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten Gods inscherpen, en hun de weg bekend
maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben.
21. Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare
mannen, die winstbejag haten, en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten
van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.
22. Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u
brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u
meedragen.
23. Indien gij dit doet en God het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al
dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan.
24. Mozes nu luisterde naar de woorden van zijn schoonvader en deed al hetgeen hij gezegd
had.
25. Onder geheel Israël koos Mozes flinke mannen en stelde hen aan als hoofden over het volk,
oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.
26. Dezen spraken te allen tijde recht onder het volk; de moeilijke zaken brachten zij tot
Mozes, maar alle kleine zaken berechtten zij zelf.
27. Toen liet Mozes zijn schoonvader gaan en deze ging naar zijn land.
***
Exodus 19
De verschijning des HEREN op de Sinai
1. In de derde maand na de uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, op dezelfde dag,
kwamen zij in de woestijn Sinai.
2. Nadat zij van Refidim opgebroken waren, kwamen zij in de woestijn Sinai en legerden zich in
de woestijn; en Israël legerde zich daar tegenover de berg.
3. Toen klom Mozes op tot God, en de HERE riep tot hem van de berg, en zeide: Zó zult gij
zeggen tot het huis van Jakob en meedelen aan de Israëlieten:
4. gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen
gedragen en tot Mij gebracht heb.
5. Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle
volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij.
6. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij
tot de Israëlieten spreken zult.
7. Toen kwam Mozes en ontbood de oudsten van het volk en legde hun al deze woorden die de
HERE hem geboden had, voor.
8. En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij
doen. En Mozes bracht de woorden van het volk weder aan de HERE over.
Fascikel 26
2592
|