36. Van de zonen van Benjamin, hun nakomelingen naar hun geslachten en families,
overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het
leger uitrukten,
37. de getelden van de stam Benjamin waren vijfendertigduizend vierhonderd.
38. Van de zonen van Dan, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig
het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
39. de getelden van de stam Dan waren tweeënzestigduizend zevenhonderd.
40. Van de zonen van Aser, hun nakomelingen naar hun geslachten en families,
overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het
leger uitrukten,
41. de getelden van de stam Aser waren eenenveertigduizend vijfhonderd.
42. Van de zonen van Naftali, hun nakomelingen naar hun geslachten en families,
overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het
leger uitrukten,
43. de getelden van de stam Naftali waren drieënvijftigduizend vierhonderd.
44. Dit zijn de getelden, die Mozes telde met Aäron en de vorsten Israëls, twaalf man; ieder
vertegenwoordigde zijn families.
45. Dus waren al de getelden der Israëlieten, naar hun families, van twintig jaar oud en
daarboven, allen die in het leger uitrukten in Israël,
46. al de getelden waren zeshonderddrieduizend vijfhonderd vijftig.
47. Maar de Levieten naar de stam hunner vaderen werden niet samen met hen geteld.
48. De HERE had namelijk tot Mozes gesproken:
49. Slechts de stam Levi zult gij niet tellen, noch hun aantal onder de Israëlieten opnemen,
50. maar stel gij de Levieten over de tabernakel der getuigenis en over al zijn gerei en over al
zijn toebehoren; zij zullen de tabernakel en al zijn gerei dragen; zij zullen daarbij dienst doen
en zich rondom de tabernakel legeren.
51. Wanneer de tabernakel moet opbreken, dan zullen de Levieten hem uit elkander nemen, en
wanneer de tabernakel moet legeren, dan zullen de Levieten hem oprichten, maar de
onbevoegde, die nadert, zal ter dood gebracht worden.
52. Terwijl de Israëlieten zich zullen legeren, ieder bij zijn legerplaats en zijn vendel, naar hun
legerscharen,
53. zullen de Levieten zich rondom de tabernakel der getuigenis legeren, opdat er geen toorn
ruste op de vergadering der Israëlieten; de Levieten zullen zorg dragen voor de tabernakel der
getuigenis.
54. En de Israëlieten deden het; juist zoals de HERE Mozes geboden had, deden zij.
Numeri 2
De opstelling van de stammen
1. De HERE sprak tot Mozes en Aäron:
2. De Israëlieten zullen zich legeren ieder bij zijn vendel onder de veldtekenen van hun
families; op een afstand zullen zij zich rondom de tent der samenkomst legeren.
3. Aan de oostzijde, aan de kant waar de zon opgaat, zal het vendel van de legerplaats van
Juda zich legeren naar hun legerscharen. De vorst nu der zonen van Juda was Nachson, de
zoon van Amminadab;
4. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg vierenzeventigduizend zeshonderd.
5. Naast hem zal de stam Issakar zich legeren. De vorst nu der zonen van Issakar was Netanel,
de zoon van Suar;
6. en zijn leger, dat uit zijn getelden bestond, bedroeg vierenvijftigduizend vierhonderd.
7. Voorts de stam Zebulon: de vorst nu der zonen van Zebulon was Eliab, de zoon van Chelon;
8. en zijn leger, dat uit zijn getelden bestond, bedroeg zevenenvijftigduizend vierhonderd.
9. Al de getelden van de legerplaats van Juda waren honderdzesentachtigduizend vierhonderd
naar hun legerscharen. Zij zullen het eerst opbreken.
Fascikel 26
2641
|