43. Al de geslachten der Suchamieten, naar hun getelden, waren vierenzestigduizend
vierhonderd.
44. De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Jimna het geslacht Jimna; van Jiswi
het geslacht der Jiswieten en van Beria het geslacht der Beriïeten.
45. Aangaande de zonen van Beria: van Cheber het geslacht der Cheberieten en van Malkiël het
geslacht der Malkiëlieten.
46. En de naam der dochter van Aser was Serach.
47. Dit waren de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden, drieënvijftigduizend
vierhonderd.
48. De zonen van Naftali, naar hun geslachten, waren: van Jachseël het geslacht der
Jachseëlieten; van Guni het geslacht der Gunieten;
49. van Jeser het geslacht der Jisrieten en van Sillem het geslacht der Sillemieten.
50. Dit waren de geslachten van Naftali, naar hun geslachten, en hun getelden waren
vijfenveertigduizend vierhonderd.
51. Dit waren de getelden der Israëlieten: zeshonderdéénduizend zevenhonderd dertig.
52. En de HERE sprak tot Mozes:
53. Onder dezen zal het land ten erfdeel worden verdeeld naar het aantal namen;
54. is dit groot, dan zult gij het erfdeel groot maken, en is dit klein, dan zult gij het erfdeel klein
maken; overeenkomstig de getelden zal aan ieder zijn erfdeel gegeven worden.
55. Evenwel zal het land door het lot verdeeld worden; naar de namen van de stammen hunner
vaderen zullen zij het erven;
56. naar het lot zal ieders erfdeel toegewezen worden, naar gelang van groter of kleiner aantal.
57. En dit waren de getelden der Levieten, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der
Gersonieten; van Kehat het geslacht der Kehatieten en van Merari het geslacht der Merarieten.
58. Dit waren de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, het geslacht der
Chebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Musieten en het geslacht der
Korachieten.
59. En Kehat verwekte Amram. En de naam van de vrouw van Amram was Jokebed, de dochter
van Levi, die (haar moeder) aan Levi in Egypte baarde; en zij baarde aan Amram Aäron en
Mozes en Mirjam, hun zuster.
60. En aan Aäron werden Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar geboren.
61. En Nadab en Abihu stierven, toen zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEREN brachten.
62. En hun getelden waren drieëntwintigduizend, allen van het mannelijk geslacht, van één
maand oud en daarboven; want zij werden niet samen met de Israëlieten geteld, omdat hun
onder de Israëlieten geen erfdeel werd gegeven.
63. Dit waren degenen, die geteld waren door Mozes en de priester Eleazar, die de Israëlieten
telden in de velden van Moab aan de Jordaan bij Jericho.
64. Onder hen bevond zich niemand van hen, die door Mozes en de priester Aäron geteld
waren, toen dezen de Israëlieten in de woestijn Sinai telden, 65 want de HERE had van hen
gezegd: Zij zullen voorzeker in de woestijn sterven. En van hen was niemand overgebleven dan
Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Uit: NBG-vertaling 1951
ook uit de profeet Osee (1, 10 tot 2, 21) een strafrede met
strenge bedreigingen tegen ontucht en afgoderij.
Hosea 1
10. Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten
of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij
genoemd worden kinderen van de levende God.
11. Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd
over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn.
Fascikel 26
2648
|