40. Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des
mensen.
41. En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op
allen?
42. En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn
bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?
43. Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.
44. Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.
45. Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de
slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn,
46. dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur,
dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen.
47. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet
gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.
48. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er
weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel
is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
Tekenen der tijden
49. Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is?
50. Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is.
51. Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer
verdeeldheid.
52. Want van nu aan zullen vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie.
Zij zullen verdeeld zijn,
53. vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder,
schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder.
54. Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opkomen in het westen, zegt gij
dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt.
55. En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt.
56. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent
gij deze tijd niet?
57. En waarom ook oordeelt gij niet uit uzelf wat recht is?
58. Want, als gij met uw tegenpartij naar de overheid gaat, geef u dan onderweg moeite om
van hem af te komen; anders zal hij u voor de rechter sleuren en de rechter zal u de
gerechtsdienaar overgeven en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis werpen.
59. Ik zeg u, gij zult daar voorzeker niet uitkomen, vóórdat gij ook de laatste duit betaald hebt.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Het volk had spijzen meegebracht en ging neerzitten om te eten.
Jezus genas zeer vele zieken en dreef duivelen uit.
Ook schonk Hij het gezicht terug aan een blinde van
Jericho. Hij was ook lam geweest en een leerling had hem weer
gaande, maar niet ziende gemaakt. Hij was een verwant van
Manahem en deze en de leerling brachten hem tot Jezus.
Fascikel 26
2802
|