35. En het familiehoofd der geslachten van Merari was Suriël, de zoon van Abichaïl. Zij legerden
zich langs de tabernakel aan de noordzijde.
36. Aan de Merarieten was opgedragen de zorg voor de planken van de tabernakel, zijn balken,
zijn pilaren, zijn voetstukken, al zijn gerei en alles wat daaraan te doen was,
37. eveneens voor de pilaren van de voorhof rondom, de voetstukken, de pinnen en de touwen
daarvan.
38. Voorts legerden zich vóór de tabernakel aan de oostzijde, vóór de tent der samenkomst aan
de kant, waar de zon opgaat, Mozes en Aäron en diens zonen, die de zorg hadden voor het
heiligdom namens de Israëlieten; maar de onbevoegde, die naderde, moest ter dood gebracht
worden.
39. Al de getelden der Levieten, die Mozes met Aäron naar het bevel des HEREN naar hun
geslachten telde, allen van het mannelijk geslacht, van één maand oud en daarboven, waren
tweeëntwintigduizend.
40. Toen zeide de HERE tot Mozes: Tel alle mannelijke eerstgeborenen der Israëlieten van één
maand oud en daarboven, en neem het aantal hunner namen op,
41. en gij zult voor Mij de Levieten nemen – Ik ben de HERE – in plaats van alle eerstgeborenen
onder de Israëlieten, evenals het vee der Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder het
vee der Israëlieten.
42. Toen telde Mozes, zoals de HERE hem geboden had, alle eerstgeborenen onder de
Israëlieten.
43. Alle mannelijke eerstgeborenen, overeenkomstig het aantal namen, van één maand oud en
daarboven, bleken bij telling te zijn tweeëntwintigduizend tweehonderd drieënzeventig.
44. Toen sprak de HERE tot Mozes:
45. Neem de Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten, evenals het vee
der Levieten in plaats van hun vee, opdat de Levieten mijn eigendom zijn; Ik ben de HERE.
46. Als losgeld voor de tweehonderd drieënzeventig eerstgeborenen der Israëlieten, die het
getal der Levieten te boven gaan,
47. zult gij voor ieder per hoofd vijf sikkels nemen, naar de heilige sikkel zult gij het nemen –
deze sikkel is twintig gera –
48. en dat geld zult gij aan Aäron en zijn zonen geven als het losgeld voor diegenen onder hen,
die het getal (der Levieten) te boven gaan.
49. Toen nam Mozes het losgeld van degenen die het getal van hen, die door de Levieten waren
losgekocht, te boven gingen;
50. van de eerstgeborenen der Israëlieten nam hij het geld, duizend driehonderd vijfenzestig
sikkels naar de heilige sikkel,
51. en Mozes gaf het losgeld aan Aäron en zijn zonen naar het bevel des HEREN, zoals de HERE
aan Mozes geboden had.
Numeri 4
1. En de HERE sprak tot Mozes en Aäron:
2. Neem het aantal op van de Kehatieten onder de Levieten, naar hun geslachten en families,
3. van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder, die dienstplichtig is om werk te
verrichten in de tent der samenkomst.
4. Dit zal de dienst der Kehatieten in de tent der samenkomst zijn: de zorg voor de
allerheiligste dingen.
5. Bij het opbreken van de legerplaats zullen Aäron en zijn zonen naar binnen gaan en het
bedekkend voorhangsel afnemen, en daarmee de ark der getuigenis bedekken;
6. daarover zullen zij een bedekking van tachasvel leggen, en daarover een kleed, geheel van
blauwpurper, spreiden en de draagstokken aanbrengen.
7. Ook over de tafel der toonbroden zullen zij een blauwpurperen kleed spreiden, en daarop
plaatsen de schotels, de schalen, de kommen en de plengkannen, terwijl ook het steeds
aanwezige brood erop zal blijven liggen:
Fascikel 26
2644
|