9. Daarna zeide de HERE tot Mozes: Zie, Ik kom tot u in een donkere wolk, opdat het volk kan
horen, wanneer Ik met u spreek, en zij ook voor altoos in u geloven. En Mozes deelde de
woorden van het volk aan de HERE mee.
10. En de HERE zeide tot Mozes: Ga tot het volk; heilig hen heden en morgen, en laten zij hun
klederen wassen.
11. En tegen de derde dag zullen zij gereed zijn, want op de derde dag zal de HERE nederdalen
voor de ogen van het gehele volk op de berg Sinai.
12. Daarom zult gij het volk buiten een bepaalde kring houden en zeggen: Wacht er u voor de
berg te bestijgen, of maar de voet ervan aan te raken; ieder die de berg aanraakt, zal zeker ter
dood gebracht worden.
13. Geen hand zal hem aanraken, want dan zal men zeker gestenigd of met pijlen doorschoten
worden; hetzij dier hetzij mens, hij zal niet blijven leven. Eerst bij de langgerekte toon van de
hoorn mogen zij de berg bestijgen.
14. Toen daalde Mozes de berg af naar het volk; hij heiligde het volk en zij wiesen hun
klederen.
15. En hij zeide tot het volk: Weest over drie dagen gereed, nadert niet tot een vrouw.
16. En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en
bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het
volk dat in de legerplaats was, beefde.
17. Toen leidde Mozes het volk uit de legerplaats God tegemoet en zij stelden zich op onder aan
de berg.
18. En de berg Sinai stond geheel in rook, omdat de HERE daarop nederdaalde in vuur; de rook
daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer.
19. Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak, en God antwoordde
hem in de donder.
20. Toen daalde de HERE neder op de berg Sinai, op de bergtop, en de HERE riep Mozes naar
de bergtop, en Mozes klom naar boven.
21. Daarna zeide de HERE tot Mozes: Daal af, waarschuw het volk, dat zij niet doordringen tot
de HERE om iets te zien; dan zouden velen van hen vallen.
22. En ook de priesters die tot de HERE naderen, zullen zich heiligen, opdat de HERE niet tegen
hen losbreke.
23. Toen zeide Mozes tot de HERE: Het volk kan de berg Sinai niet bestijgen, want Gij hebt ons
gewaarschuwd: zet de berg af en heilig hem.
24. Daarop zeide de HERE tot hem: Ga, daal af en klim met AƤron naar boven; maar de
priesters en het volk mogen niet doordringen om tot de HERE op te klimmen, opdat Hij niet
tegen hen losbreke.
25. Toen daalde Mozes af tot het volk en zeide het hun.
***
Exodus 20
De tien geboden
1. Toen sprak God al deze woorden:
2. Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.
3. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
4. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch
van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.
5. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben een
naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en
aan het vierde geslacht van hen die Mij haten,
6. en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden
onderhouden.
7. Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HERE zal niet
onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.
Fascikel 26
2593
|