17. Word mij niet tot verschrikking, Gij zijt mijn toevlucht ten dage van rampspoed.
18. Laten mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat ik niet beschaamd worden; laten zij
verschrikt worden, maar laat ik niet verschrikt worden. Breng over hen de dag van rampspoed,
verbreek hen met een dubbele verbreking!
Sabbatsheiliging
19. De HERE zeide tot mij aldus: Ga staan in de poort van de kinderen des volks, waardoor de
koningen van Juda ingaan en uitgaan, en in al de poorten van Jeruzalem, en zeg tot hen:
20. Hoort het woord des HEREN, gij koningen van Juda en geheel Juda en al gij inwoners van
Jeruzalem, die door deze poorten binnenkomt;
21. zo zegt de HERE: Hoedt u ervoor, om uws levens wil, dat gij op de sabbatdag geen last
draagt en door de poorten van Jeruzalem binnenbrengt.
22. Ook zult gij op de sabbatdag geen last naar buiten brengen uit uw huizen of enigerlei werk
doen; gij zult de sabbatdag heiligen, gelijk Ik aan uw vaderen geboden heb.
23. Doch zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar zij hebben hun nek verhard in
plaats van gehoor te geven en zich te laten gezeggen.
24. Indien gij echter wèl naar Mij hoort, luidt het woord des HEREN, en op de sabbatdag geen
last door de poorten van deze stad binnenbrengt, maar de sabbatdag heiligt, door daarop
generlei werk te doen,
25. dan zullen door de poorten van deze stad koningen en vorsten, die op de troon van David
zitten, binnenkomen, rijdende op wagens en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van
Juda en de inwoners van Jeruzalem, en zal deze stad blijven bestaan voor immer.
26. Dan zal men komen uit de steden van Juda en de omstreken van Jeruzalem, uit het land
van Benjamin en uit de Laagte, van het Gebergte en uit het Zuiderland, en brengen brandoffer,
slachtoffer, spijsoffer en wierook, en ook brengen lofoffer in het huis des HEREN.
27. Maar indien gij niet naar Mij hoort om de sabbatdag te heiligen en op de sabbatdag geen
last te dragen en binnen te komen door de poorten van Jeruzalem, dan zal Ik een vuur
ontsteken in zijn poorten, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren zonder te worden geblust.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Jezus legde dit alles uit en hield een zeer strenge en
vreselijke strafrede, zodat zeer velen van vermorzeling
weenden dat ze snikten.
De synagoge was rondom open en zijn stem klonk zo helder, zo
buitengewoon en enig, dat men nooit zulk een mensenstem had
gehoord.
Hij verhief zich hoofdzakelijk tegen hen, die zich aan
de schepselen vastklampen en van de mensen
redding, hulp en genoegens verwachten.
Hij sprak van de ongeregelde, redeloze, blinde
geslachtsdrift en van de duivelse trek der echtbrekers
en echtbreeksters naar elkander.
Fascikel 26
2605
|