In zijn 20e jaar was Hij volgroeid en sterk gebouwd. Vergeleken bij de
mensen van middelbare grootte uit onze tijd was Hij groot en,
zonder dik of vlezig te zijn, was Hij fors en sterk gespierd en vol
weerstandsvermogen in zijn gestel. Zijn haar, wenkbrauwen en
baard waren bruinachtig (of blond). Nooit waren ze, hoe weinig ook,
verward, verwaarloosd of onrein. Zijn baard was een handbreed
lang; zijn voorhoofd stak niet vooruit noch helde achteruit, maar was
recht, geheel verticaal. Zijn neus was in evenredigheid, niet klein
noch te groot. Zijn ogen waren zo rein, dat ook zijn vijanden Hem
met genoegen aanschouwden. Zijn lippen waren niet dik, maar
helder rood; zijn kin stak niet vooruit, was niet te lang, maar
aangenaam door zijn juiste evenmaat; zijn wangen vertoonden een
middelbare volheid en hadden een witte grond met frisrode tint. Zijn
houding was recht en over heel zijn lichaam zag men geen enkele
vlek, zoals degenen het konden getuigen, die Hem geheel naakt aan
de geselkolom gebonden hadden gezien.”
Brief van Lentulus.
Bevat meesterlijk beeld van Jezus, moreel en fysisch, naar de ziel en
naar het lichaam: “In onze tijd is een man van grote deugd en macht
opgestaan, die tegenwoordig nog in leven is. Zijn naam is Jezus‐
Christus.
Deze man wordt door de heidenen een verkondiger van de waarheid
genoemd; zijn leerlingen evenwel noemen Hem de Zoon van God. Hij
wekt doden op en geneest zieken.
Zijn gestalte is recht en hoog (te oordelen naar de doek van Turijn
was Jezus 1,80 m hoog). Zijn voorkomen is indrukwekkend en zijn
(langvormig, ovaal) aangezicht eerbiedwaardig, zodat zijn
verschijning hen, die Hem aanschouwen, zowel eerbiedige vrees als
liefde inboezemt.
De kleur van zijn haar is die van een rijpe hazelnoot; het is nagenoeg
geheel glad tot op de oren en lager af is het golvend, aan het einde
gekruld, geelachtig, glanzend en op de schouderen neerhangend.
Midden op het hoofd is het gescheiden, volgens de gewoonte van de
Nazireeën.
Fascikel 31
483
|